“Laat daarom steeds de mens bewust alle geneugten vermijden; ze opgevend kruise hij de vloed, het schip voortdurend hozend. Zo bereikt hij de andere oever.” Het Kamma-sutta is het eerste sutta van de Atthaka Vagga uit de Sutta-Nipata; dat op zijn beurt, samen met onder andere het Dhammapada deel uitmaakt van de Khuddaka-Nikaya (de verzameling van korte teksten).
‘Om verlichting te bereiken moet je een penis hebben’
“De Boeddha heeft nooit ontkend dat vrouwen de verlichting konden bereiken. Hij sprak wel over ‘de tweeëndertig plekken in het menselijk lichaam’ waarop meditatie zich moet richten om de obsessie voor het menselijk lichaam los te laten. (…)”
Geschiedenis en ontstaan van de Pali-Canon.
De Boeddha sprak tot allerlei mensen: koningen en prinsen, brahmanen, boeren, huisvrouwen, bedelaars…. Wat hij onderwees werd toen ‘Buddhavacana’, het woord van de Ontwaakte genoemd. Nadat er een orde voor monniken en nonnen was gevormd, legde de Boeddha, naar gelang er behoefte aan was, beetje bij beetje de gedragsregels voor kloosterlingen vast in de Vinaya. Het geheel van de toespraken van de Boeddha werd de Dhamma genoemd.
‘Alle wezens zullen sterven, want het leven eindigt in de dood’
“Mijn oma, Heer, is gestorven. Ze was versleten, op jaren, ze had de eerbiedwaardige leeftijd van honderd en twintig jaar bereikt.”
Hoe vang je een aap?
In de Boeddhistische verhalen en afbeeldingen komt de aap regelmatig voor. Bijvoorbeeld in de bhava-cakka, het wiel van wording (soms vrij vertaald als ‘levenswiel’), waar we in de buitenste ring een aap zien die van de ene tak naar de andere slingert.
‘Hoe zou hij dan met zijn lichaam een slechte daad kunnen verrichten?’
‘Evam me sutam’, aldus heb ik gehoord. Samanamandika-Sutta MN 78 (1)
‘Burgerzoon, de omgang met slechte vrienden levert zes nadelen op’
De Singalovada-Sutta DN 31 (1) is opmerkelijk, omdat de Boeddha hier het woord richt tot een leek en niet tot een groep monniken, zoals meestal het geval is. Hij predikt een moraal voor leken, waarbij hij als uitgangspunt de verering van de windstreken neemt.
Evam me sutam – “Kent zijn geest haat of is hij vrij van haat?”
“Het is als een rij blinden die elkaar vasthouden: de voorste ziet niets, de middelste ziet niets en ook de achterste ziet niets. Wat die Vedakundige brahmanen zeggen blijkt belachelijk te zijn, alleen maar woorden, leeg en ijdel.”
‘Het aantal kwaliteiten van de heer Gotama is onmetelijk.’
‘Evam me sutam’, aldus heb ik gehoord.
Deze woorden werden uitgesproken door Ananda, de neef en persoonlijke verzorger van de Boeddha. Volgens de traditie had hij een uitzonderlijk geheugen en reciteerde hij, tijdens het eerste concilie dat vlak na de dood van de Boeddha werd gehouden, alle leerredes.
“Ik kon het niet, Heer. Ik was nalatig.”
In deze leerrede vertelt de Boeddha dat degenen die in de hel terechtkomen, eerst voor Yama, de god van de dood, geleid worden, die hen vraagt of zij de drie waarschuwende boodschappers van het menselijk lot niet gezien hebben.
‘Dit alleen is het pad, er is geen ander dat tot zuiverheid van inzicht leidt’
Er is een zekere inspanning nodig om ’s morgens op te staan, om een droom waar te maken. Het kost inspanning om naar de meditatie te komen of om steeds weer tijd te maken om thuis te mediteren. Tijdens de meditatie kunnen er stemmetjes opkomen die ons aanraden om er maar mee te stoppen; om iets anders, iets plezierigs te gaan doen. Hieraan niet toegeven vergt inspanning. Alles wat je doet, of juist bewust niet doet, vraagt inspanning.
‘Een koeherder in Magadha die dwaas van aard was…’
In dit sutta wordt een koeherder ten tonele gevoerd. Zoals een verstandige koeherder zijn diverse dieren naar de andere oever van de Ganges weet te brengen, zo weet de Boeddha zijn diverse soorten leerlingen naar de andere oever, dat wil zeggen het nirvana, te loodsen.
“Wat vergankelijk is, is dat leedvol of plezierig?”
“Monniken, kunnen jullie bezit verwerven dat onvergankelijk, permanent, eeuwig en onveranderlijk is?”
‘Jij, dwaze man, zult bekend staan om deze slechte opinie van jou’
Alagaddupama-Sutta deel 1 (1). De gelijkenis van de zwarte cobra.
Aandacht voor de eigen dood…
Wat is de grootste, meest definitieve verandering in ons leven? Doodgaan, sterven. Als we van een ingrijpende verandering in ons leven kunnen spreken, dan is het toch wel de overgang van leven naar dood.
Het boek van de bossen
Als de Boeddha in een stad of dorp aankomt wordt deze gebeurtenis aldus rondverteld: “Over die heer Gotama doet de volgende goede mare de ronde: Waarlijk, die Verhevene is een heilige, een volkomen ontwaakte, volmaakt in kennis en levenswandel, een gelukkige, een kenner van de wereld, een onovertroffen coach van diegenen onder de mensen die getraind kunnen worden, een leraar van goden en mensen, een boeddha, een verhevene.”
“Geef toorn op, laat eigendunk varen,”
In dit samyutta [‘boek’] bezoeken de goden de Boeddha meestal in de nacht. Hun verschijning wordt aangekondigd door een groot licht dat de hele omgeving overstraalt.
‘Het oog is van jou, Boze, zichtbare vormen zijn van jou’
In het boeddhisme wordt de duivel Mara beschouwd als de personificatie van de Dood. Vaak wordt hij de Boze of de Verleider genoemd.
Evam me sutam, aldus heb ik gehoord…
Vesak is de aangewezen dag om stil te staan bij de vijf ‘oefenregels’ (alle leven respecteren, niet stelen, geen seksueel wangedrag, de waarheid spreken en de geest niet benevelen) en om onze voornemens hieromtrent te vernieuwen of te versterken.
Evam me sutam, aldus heb ik gehoord…
“Zo, monniken, heb ik het veilige, zekere pad, dat met vreugde te begaan is, opengelegd en het gevaarlijke pad afgesloten; de tamme hertenbok weggejaagd en de tamme hinde gedood”
De kleine analyse van karma
Omdat het opgebouwde karma niet enkel tijdens dit leven maar ook levensoverstijgend werkt is het mogelijk dat iemand – ondanks zijn negatief karma – zo een groot heilzaam karma in vorige levens verzameld heeft dat hij toch als mens wederboren wordt.
De Boeddha- en de uitleg over karma
De Boeddha nuanceert de uiteenzetting over karma en stelt nu dat karma uit dit leven niet altijd direct in het volgende leven gevolgen hoeft te hebben, maar ook pas in een later leven tot rijping kan komen. Daarom kunnen mensen die nu slecht leven in een hemelse wereld terechtkomen en die goed leven in de hel.
‘Weinig mensen komen naar een Dhamma-voordracht om te horen hoe ze zich kunnen bevrijden van het aangename’
De Boeddha onderricht zijn zoon, Rahula (deel 3).
De Boeddha onderricht zijn zoon, Rahula (deel 2)
Net zoals de mensen schone zaken, zaken als uitwerpselen, urine, speeksel, pus en bloed op de aarde werpen en de aarde daar geen last van heeft, er zich niets van aantrekt en er niet van walgt, net zo moet je een meditatie zoals de aarde ontwikkelen; want als je dat doet, zullen opgekomen aangename en onaangename zintuiglijke indrukken je geest niet blijvend in beslag nemen.”