Het is laat, guur en de wind waait door de bomen in een typische, kille Japanse herfst. In een schimmige achterbuurt loop ik langs de huizen, en door de bamboegordijnen heen zie ik volwassen vrouwen en te iets jonge meisjes die bezig zijn met dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Dan klinkt er vanuit een zijstraat een tikkend geluid, en naarmate het dichterbij komt hoor ik dat het voetstappen zijn, vergezeld van het doordringende geluid van een zware stok of staf waarmee de onbekende passant zich voortbeweegt. Hij komt de hoek om, het volle ornaat van een oude Chinese bedelmonnik valt mij direct op. Zijn gezicht straalt groen licht uit, met een boeiende combinatie van zachtaardige vriendelijkheid en onbevreesdheid. In zijn rechterhand houdt hij een ellenlange staf met op de punt een Vajra-dondersteen, en in zijn linkerhand een glinsterend juweel. Dit is Jizo, in andere landen bekend als Ksitigarbha, en hij is hier om te helpen.
Dat weten de pooiers en ander schuim-der-aarde in deze straten ook, want zodra een hier werkende kindslaaf de staf hoort en naar buiten rent wordt zij of hij betoverd door de glans van het juweel. Dit is niet alleen alle-wensen-vervullend maar sterkt de kinderen ook in hun hang naar vrijheid, om gewoon terug naar huis te mogen en weer kind te kunnen zijn. De pooiers en andere griezelige bazen proberen de kinderen nog tegen te houden, maar Jizo richt zijn magische staf op hen en bevend als een rietje sluipen ze weg – ze durven niet tegen zijn Kracht in te gaan.
Bisschop van Myra of Heer van de Onderwereld?
Waar ook precies de Nederlandse Sinterklaastraditie vandaan komt, de heilige Nicolaas van Myra plus allerlei Germaanse volksmythen, er zijn best de nodige parallellen met Jizo zoals we hem maar even beknopt zullen aanspreken. Jizo komt op voor de kinderen van vele boeddhistische landen, maar zijn missie is veel breder: ‘zolang er nog wezens in de Hellen ronddolen wil ik niet de finale verlichting bereiken’ zo sprak hij tegen Boeddha Vairocana. Nu kun je de Hel interpreteren als een letterlijk bestaande wereld, maar veel dichter bij huis is de interpretatie van ‘elke omgeving waar mensen, mede door elkaars gedrag, tot Diep Lijden gedoemd lijken te zijn’. Zoals ghettos, diepe armoede, hongersnoden, oorlogssituaties. Vanuit die optiek is Jizo in Japan geassocieerd geraakt met het beschermen van kinderen; maar hij fungeert ook als beschermheer van soldaten en zijn zegeningen worden speciaal afgeroepen bij doodgeboren kinderen of zelfs bij geaborteerde foetussen. Jizo werkt met twee kwaliteiten: vreesloosheid en vrijgevigheid, want met zijn wensvervullend juweel kan hij kinderen en anderen ook gelukkig maken met letters-van-banket en alle andere zaken die ze hard nodig menen te hebben.
Terug naar Sint Nicolaas. Zijn legenden als gulle gever die arme meisjes een bruidsschat gaf en kinderen vanuit een brand of een moorddadige situatie redde vormen de basis voor het geven-feest dat het tegenwoordig geworden is. Zonder negatief moralisme, al die 19e eeuwse ‘wie stout is krijgt de roe’ prietpraat is er bijgeplakt en kent geen bron in de Goedheiligman van Myra. Maar ook de kracht van vreesloosheid vind je in zijn legende terug – hij is immers ook beschermheilige van o.a. zeelieden en handelaars, tot aan het redden van zeelui uit zinkende schepen toe; kijk maar eens naar de Amsterdamse Sint Nicolaaskerk.
Dana zoals voorgeleefd door beide heiligen
Dan terug naar wat Dana hoort in te houden, primair in boeddhistische zin al zul je merken dat de Sint meer bodhisattva-bloed in zich heeft dan je zou verwachten. Dana wordt beïnvloed door drie factoren.
1) De intentie waarmee je geeft
2) De spirituele gevorderdheid van de ontvanger en
3) De inhoud van het gegevene.
De tweede vind ik het lastigst uit te leggen. In letterlijke zin doet het me nét wat teveel denken aan ‘spiritueel boekhouden’, en ook openstaand voor misbruik door zowel op status beluste gevers als ontvangers. Maar uitgelegd in de zin van ‘geven is beter aan diegene die dat echt waard is’ kan ik er al wat meer mee: bijvoorbeeld geen aalmoes geven aan wie het geld direct aan drank zou verbrassen maar wél aan wie er een beter bestaan mee gaat opbouwen. De andere twee lijken overduidelijk. Geven met de intentie om later weer wat terug te krijgen, of om je eigen status te vergroten (zoals in Azië veel gebeurt, zie de donoren-lijsten van tempels) is zo onethisch en dom als het maar kan. En het geven van iets kleins terwijl je best wat groots kunt missen is Scrooge-achtige Hollandse krenterigheid. Er zit echter meer in die ‘inhoud’ dan je zou denken, de Pali Canon geeft een heuse hiërarchie tussen kleine en grote/belangrijke dingen om te geven. Relatief klein is het verstrekken van elk materieel goed – sorry voor eenieder die Jizo en Sinterklaas hierin écht letterlijk neemt. Beter al is het ‘geven’ van zelf ethisch te leven, want daarmee ben je anderen tot voorbeeld.
Nóg een trap hoger zijn de giften van de echte bodhisattva-in-spe: onbevreesdheid en de Dharma zelf. Bijvoorbeeld Nicolaas, met zijn reddingen van kinderen uit moeilijke omstandigheden, was een voorbeeld van onbevreesdheid. Geven van de Dharma tot slot wordt zo hoog ingeschat omdat ‘je een man beter kunt leren vissen dan hem vis te geven’ – door zelf de Dharma te beoefenen zouden je toehoorders uiteindelijk zonder jouw hulp toekunnen. En net zoals Jizo als een toentertijd zen-in-action meester door de Japanse straten liep en naast goede daden te doen mensen ook vertelde wat ze zelf konden verbeteren, zal Nicolaas van Myra ook wel eens hebben voorgelezen uit wat later het Grote Boek van Sint Nicolaas is gaan worden.
Mogelijk dat je hiermee geïnspireerd wordt in dit Sint-seizoen de waarden die erachter zitten dieper te bestuderen; waarden die ook ons boeddhisten tot voorbeeld kunnen zijn!