Na 2300 jaar onder de grond te hebben gelegen, staat een oude schildwacht, een uit één stuk rots gehouwen olifant, weer onder de blote hemel in de vallei van de Daya-rivier in Odisha, een Indiase deelstaat. Het diende als een standvastige getuige van de boeddhistische gemeenschap die deze regio bevolkte tijdens het bewind van keizer Ashoka.
Vorige maand ontdekten archeologen van de Indian National Trust for Art and Cultural Heritage (INTACH) deze majestueuze stenen olifant die ongeveer één meter hoog is. Het is een opmerkelijk artefact uit het verleden en het belang van vervlogen tijden. Het onthult ook de diepgewortelde betekenis van de olifant in de boeddhistische leer.
‘In de stille eenzaamheid van de bossen vindt de spirituele reus troost, net als de machtige olifant,’ zei de Boeddha ooit, zoals geciteerd in de Udana of ‘oprechte uitspraken’. Deze uitspraak weerspiegelt de diepe verbondenheid tussen de olifant en de leer van de Boeddha, die zich allebei verheugen in eenzaamheid en hun toevlucht zoeken tot de drukte van de menigte.
Het beeld is een afspiegeling van andere boeddhistische olifantenbeelden in de regio. Het dichtstbijzijnde exemplaar bevindt zich in Dhauli, 19 km stroomopwaarts van de recente ontdekking. Deze monolithische olifanten, waarvan de gelaatstrekken fijn geëtst zijn echoën het eeuwenoude verhaal van de blinde man en de olifant, een andere leer van Boeddha die de beperkte menselijke waarneming en de daaruit voortvloeiende zoektocht naar een holistisch begrip onderstreept.
De opgraving is een stap terug in de tijd toen de leer van de Boeddha bloeide onder het beschermheerschap van keizer Ashoka en vanuit het hart van India uitstraalde over het huidige Pakistan, Afghanistan, Bhutan, Nepal en Bangladesh.