Een mogelijke erkenning van het boeddhisme in België staat al geruime tijd in de steigers. Niet onlogisch. De invloed van het boeddhisme in het levensbeschouwelijk landschap is in de voorbije jaren alsmaar toegenomen.
Zelf ben ik tot 2010 nauw bij deze materie betrokken geweest. Eerst als bestuurslid daarna als secretaris generaal van de Boeddhistische Unie van België (BUB). Nu ik er weer wat meer afstand van heb stel ik mij in alle eerlijkheid de vraag: zou een uiteindelijke erkenning van het boeddhisme op dit ogenblik een wijze beslissing zijn?
De context
Anders dan in de ons omringende landen bepaalt de Belgische grondwet dat de bedienaren van de erediensten door de staat bezoldigd worden. Daarenboven worden materiële en financiële tekorten door de overheid bijgepast. Dit systeem stamt nog uit de tijd van Napoleon. In oorsprong was het een schadevergoeding voor de confiscatie van kerkelijke bezittingen tijdens de Franse revolutie.
België is zowat het enige land waar dit systeem tot op heden is blijven bestaan. Ondertussen zijn er zes erediensten erkend. Op basis van het principe van gelijkberechtiging heeft ook de georganiseerde vrijzinnigheid, die zichzelf uiteraard niet als een eredienst wil zien, een bijkomend artikel in de grondwet verkregen. Hierdoor worden ook de morele consulenten door de staat bezoldigd en worden de kosten van de centra voor morele dienstverlening bijgepast.
Op basis van hetzelfde principe van gelijkberechtiging is het maar logisch dat ook aan het boeddhisme dezelfde voordelen worden toegekend.
Logisch is het zeker, maar is het ook wijs?
Representatief orgaan
Een basisvoorwaarde voor de overheid voor de erkenning van een levensbeschouwing is het oprichten van een centraal representatief orgaan. Vanuit het perspectief van de overheid is dit begrijpelijk. Zij wil zich niet tot een bont lappendeken moeten richten maar wil één duidelijk aanspreekpunt. Vanuit het perspectief van levensbeschouwingen is het enkel de Katholieke Kerk die een dergelijke centrale organisatievorm kent. Voor de andere levensbeschouwingen is dit een vreemd gegeven. Hoe moeten b.v. de verschillende islamitische tradities of de talrijke protestantse kerken als een eenheid naar buiten komen?
Om aan deze eis te kunnen voldoen is de BUB opgericht. De raad van bestuur van de BUB werpt zich op als representatief orgaan van het boeddhisme in België. Ook voor het historisch zeer heterogene boeddhisme is het een vreemd idee om door één centraal orgaan gerepresenteerd te worden.
De BUB telt 20 leden. Dat is maar een fractie van wat er op het terrein leeft. De BUB wil de verschillende boeddhistische verenigingen in België verenigen en naar de overheid vertegenwoordigen. Maar er zijn talrijke boeddhistische verenigingen die geen lid zijn van de BUB. Sommige van deze verenigingen voelen er helemaal niet voor om zich onder een koepel te scharen, die ze als een soort Vaticaan aanvoelen en staan erop hun autonomie te bewaren. Andere verenigingen willen wel graag lid worden maar voelen zich er niet welkom.
In de huidige situatie is het erg moeilijk om de raad van bestuur van de BUB te zien als een orgaan dat het de morele autoriteit heeft om het hele boeddhisme in België te representeren. Een officiële erkenning van de BUB als representatief orgaan zou neerkomen op een flinke hap geld voor een handvol verenigingen en de officiële uitsluiting van een groot aantal andere. Dat kan toch niet de bedoeling van de (grond)wetgever geweest zijn.
Is een erkenning wel begerenswaardig?
Op het eerste zicht lijkt het een enorme financiële opsteker als de overheid de bezoldiging van de bedienaren op zich neemt en de kosten van de materiële noodwendigheden bijpast. Uit talrijke gesprekken met vertegenwoordigers van andere levensbeschouwingen komen toch meer gemengde gevoelens naar voren.
Sommige vrijzinnigen noemen de erkenning zonder meer het ergste wat de vrijzinnigheid in België ooit is overkomen. Voor sommigen heeft de eis om als een eenheid naar de overheid op te treden het debat binnen de vrijzinnigheid in de kiem gesmoord. Ze waarschuwen het boeddhisme voor het risico op ‘verkostering’, met name dat materiële en financiële belangen de inhoud gaan verdringen.
Het boeddhisme is geen eenheid. Het heeft sinds de dood van een historische Boeddha vele en soms heftige polemieken gekend. Het is uit deze debatten dat verschillende tradities en scholen voortgekomen zijn. Dit heeft geleid tot een zeer grote rijkdom van teksten, doctrines en praktijken. Het zou een enorme verarming betekenen moest deze debatcultuur geofferd worden aan het gouden kalf van de erkenning.
Ook bij sommige katholieke priesters klinkt het geluid dat het Belgische financieringssysteem de Kerk lui gemaakt heeft. Ze ervaren de Kerk in België als een stuk minder vitaal dan in onze buurlanden. Omdat de Kerk toch door de overheid gefinancierd wordt heeft ze zich veel minder naar haar eigen gelovigen te verantwoorden.
Dit heeft ook voor gevolg dat de Belg levensbeschouwing is gaan zien als iets dat van boven moet komen en dan ook gratis moet zijn. We hebben geen moeite om geld uit te geven in een restaurant maar vinden het overdreven als een gelijkaardig bedrag gevraagd wordt voor een dag over een filosofisch of levensbeschouwelijk thema. Geestelijk voedsel mag niets kosten. We staan er niet bij stil dat de religie uiteindelijk niet gratis is maar door ieder van ons als belastingbetaler betaald wordt, zij het zonder enige democratische inspraak in de bestemming en het gebruik ervan.
De huidige bloei van het boeddhisme in het Westen bewijst dat het ook anders kan en dat mensen met veel goodwill en idealisme in staat zijn zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen levensbeschouwing en de beoefening daarvan. Een eventuele erkenning van het boeddhisme binnen het huidige systeem dreigt ook dat in de kiem te smoren.
Recent toonde Jan Peumans, een bekend politicus en voorzitter van het Vlaams Parlement, een bewonderenswaardig voorbeeld. Hij vertelde voor de TV dat hij regelmatig een deel van zijn inkomen afstaat aan een boeddhistisch centrum waar hij vaak en graag komt. Als bekende Vlaming haalt hij daarmee het nieuws maar hij is maar een voorbeeld van talloze mensen die dit doen, ieder naar eigen kunnen en vermogen. Dat is prachtig.
Maar waarom moeten deze mensen daarnaast via hun belastingbrief ook betalen voor de financiering van de andere levensbeschouwingen, ook die waar ze geen enkele band mee hebben?
Daarenboven zijn giften aan boeddhistische verenigingen in principe niet belasting aftrekbaar. Erger nog, in het advies van de werkgroep die zich met deze materie bezighoudt wordt voorgesteld om giften aan erkende levensbeschouwingen in mindering te brengen op de overheidstoelage die ze ontvangen. Concreet zou dat betekenen dat het bedrag dat Jan Peumans met een groot hart wegschenkt niet zijn geliefd boeddhistisch centrum ten goede komt maar enkel de Belgische staat.
Is dat het systeem dat we willen?
Besluit
Het zou best kunnen dat ook voor het boeddhisme een erkenning op dit ogenblik het ergste is wat haar zou kunnen overkomen.
Het zou m.i. beter zijn als we hier nog behoorlijke wat tijd over heen laten gaan. Tijd voor de BUB om tot meer maturiteit te komen. En vooral tijd voor de wetgever om het huidige systeem te herdenken. Is het niet hoog tijd om ook de wetgeving over de levensbeschouwingen vanuit het Napoleontische tijdperk het democratische tijdperk binnen te loodsen? Zo kan de verantwoordelijkheid komen te liggen waar ze thuishoort: bij de burger. Het feit dat het boeddhisme in België ook zonder erkenning tot bloei is kunnen komen toont aan dat dit moet kunnen.