De Boeddhistische Unie van België organiseert vanaf 14 november 2021 de cursus ‘Introductie tot het boeddhisme’. De lessen worden gegeven door Shaku Jinsen Pinnoo. Hij behaalde een Master Japanologie bij KU Leuven, en een Master in Esoteric Buddhist Studies bij Koyasan University Japan. Hij is monnik en leraar in de Shingon-traditie.
Een neutrale en objectieve kijk op de boeddhistische filosofie en ethiek zal je toelaten volgens de BUB om nog meer de verscheidenheid van de boeddhistische tradities te waarderen. Het contact tussen de deelnemers, met dikwijls een erg diverse boeddhistische achtergrond, leidt automatisch tot het verruimen van de eigen horizon.
Madhyamaka. Auteur: Shaku Jinsen Pinnoo:
‘Het boeddhisme definieerde zichzelf al vrij vlug als de ‘middenweg’ (Skt. madhyamapratipad). Ze probeerde het midden te houden tussen overdreven ascetisme en hedonisme, ook op het gebied van de religieuze praxis. Op filosofisch vlak wou ze niet vervallen in ‘extreme visies’. Zo hield ze het midden tussen de visie dat alles onherroepelijk verdwijnt zonder enige vorm van invloed of continuïteit (Skt.ucchedadrsti Eng. ‘annihilationalism’) en de visie dat alles eeuwig blijft bestaan zonder verandering (Skt. śāśvatadrsti Eng. ‘eternalism’) Dat deed ze door de theorie van ‘onderlinge oorzakelijkheid’ (Skt. pratitya samutpāda) te ontwikkelen, een ketting van karmische continuïteit zonder ‘zelf’.
Deze traditie van het ‘midden-houden’ kreeg haar volledige filosofische inhoud met de opkomst van de Madhyamaka-school (lett. de ‘middenschool’). Nāgārjuna wordt gerekend tot de de facto stichter van deze school. Samen met de Yogācāra-school wordt deze school gezien als de belangrijkste filosofie van de Mahāyāna-beweging. Zijn bekendste werk is de Mūlamadhyamakakārikāh is. (‘Grondverzen over de leer van het Midden’). Het hoofdthema van het werk laat zich echter in één woord samenvatten: Leegte of śūnyatā. Deze term komt sporadisch voor in vroegere boeddhistische geschriften in die zin van ‘leeg’, als iets wat niet de moeite is om zich aan te hechten. Nāgārjuna kiest deze term echter in een filosofische betekenis: leeg als niet-op[1]zichzelf bestaand; leeg aan eigenheid, leeg aan substantialiteit.
Daarmee greep hij naar eigen zeggen terug op de basis-intuïties van het boeddhisme. Zo had men reeds de leer van an-ātman, of niet-zelf. Hier werd het idee van een op zichzelf staande identiteit, of zelf, onderuit gehaald door deconstructie. Er is geen vaste kern als zelf, enkel een dynamische verzameling van de vijf skandha. Een andere manier om ‘het zelf’ te doorprikken was het plaatsen in een bredere context, in een reeks van onderlinge afhankelijkheid. We zijn maar wie we zijn dankzij onze omgeving, onze relationele betrokkenheid. Dat gebeurde in de theorie van pratītya samutpāda, ‘onderlinge afhankelijkheid’. Het is vooral deze zienswijze waarop Nāgārjuna teruggrijpt.
Belangrijk is echter dat deze oefening in deconstructie niet beperkt wordt tot de notie ‘zelf’ of ‘persoon’ maar tot alle begrippen, de gehele werkelijkheid. Daarom spreekt men soms van ‘twee vormen van leegte’: de leegte van de persoon, en de leegte van alle dingen.
Nāgārjuna definieert zijn standpunt zelf bondig in vers 18 van hoofdstuk 24.
‘yah pratityasamutpadah
sunyatam tam pracaksmahe
Sa prajnaptir upadaya
pratipad saiva madhyama’
‘Dependent origination
we declare to be emptiness.
It is a dependent concept,
just that is the middle path’
(Mark Siderits and Shoryu Katsura, Nāgārjuna’s Middle Way)
Het valt dus op dat Nāgārjuna zijn eigen filosofie van Leegte ook geen enkele absolute werkelijkheid toedicht, het is maar een ‘dependent concept of ‘designation’. Ook de Leegte mag eigenlijk niet met een hoofdletter worden geschreven, ze is zelf ook leeg. Dit heet men de ‘leegte van de Leegte’. Deze gestrengheid past Nāgārjuna niet alleen toe op niet-boeddhistische begrippen, maar evenzeer op standaard boeddhistische ideeën. Het lijkt wel alsof Nāgārjuna een grote conceptuele zuivering doorvoert in de klassieke terminologie. Hij richt zijn kritische blik vooral op de Abhidharma-traditie. Die had immers in haar scholastieke ijver een analytisch begrippenapparaat van ‘dharma’ opgesteld. Soms leek het alsof het volstond de werkelijkheid in een soort spirituele tabel van Mendelejev op te delen. Nāgārjuna vreesde dat dit de oorspronkelijke dynamiek van de leer van de Boeddha ondergroef. Zijn śūnyatā-filosofie vormt een resolute aanval op elke vorm svabhāva denken. De werkelijkheid is niet opgebouwd uit ‘uiteindelijke bestaanden’ die op zichzelf overeind kunnen blijven (sva-bhāva/zelf-bestaan). Nāgārjuna is ook niet bang om dat te gaan toepassen op ultieme categorieën zoals ‘tathagata’ ( Hfst. 22 of ‘nirvana’ Hfst. 25). In Hfst. 25 gaat hij zelfs zo ver dat ook de Boeddha in absoute zin ‘niets’ heeft onderwezen; in de zin van geen enkele op-zich-zelf staande waarheid, enkel de methode om dit proces stil te leggen.
‘The pacification of all objectivation
And the pacification of illusion.
No dharma was taught by the Buddha
At any time, in any place, to any person.’ Vers 24, Hfst. 25
Deze radicale boodschap ging zelfs voor de meeste boeddhisten te ver. Ze was misschien wel filosofisch correct, maar ze leek de soteriologische werking van de boodschap van de boeddha onderuit te halen. Nihilisme lag om de hoek. Nāgārjuna was zich bewust van deze kritiek. Daarom pareert hij die met wat men de notie van ‘de twee waarheden’ is gaan noemen. Dingen bestaan niet op-zich-zelf (uiteindelijke waarheid Skt. paramārtha satya), maar ze bestaan wel degelijk als relationele werkelijkheid (conventionele waarheid Skt. samvrti satya). Toch houdt Nāgārjuna vast aan zijn streng project. In een magistrale beweging zal hij zelfs beweren dat de śūnyatā-filosofie de enige manier is om de soteriologische visie van de Boeddha overeind te houden. Het is pas omdat de dingen leeg zijn, dat ze kunnen veranderen. Het is pas omdat wij leeg zijn, dat we kunnen transformeren tot een boeddha. Mocht dat niet zo zijn, dan hing alles onherroepelijk ten eeuwigen dage vast aan zijn zelf-identiteit. Dit drukt hij kernachtig uit met dit bijzonder mooi vers:
‘sarvam ca yujyate tasya
Sunyata yasya yujyate
Sarvam na yujyate tasya
Sunyam yasya na yujyate’ vers 14, Hfst. 24.
‘All is possible,
When emptiness is possible.
Nothing is possible,
When emptiness is impossible.’
( Mark Siderits and Shoryu Katsura, Nāgārjuna’s Middle Way).’
Praktische informatie
14 sessies, zondag van 16.00 uur tot 18.00 uur
Locatie: Capouilletstraat 33 te 1060 Brussel
Inschrijving: OFFICE@BUDDHISM.BE