‘Pim, pam pet’ was geen schrieperig soort partijpolitiek als vandaag de dag, maar een oubollig familiespel, dat spreekt voor zich. Ollie B. Bommel was mijn held en Marten Toonder zijn duider. De zeventiger en tachtiger jaren waren echter geen poel van jolijt. Anders dan nu was tandengekners en geweeklaag usance in ondernemend Nederland. Toonders ‘Bovenbazen’ geeft daarvan een aardig tijdsbeeld.
Om zich te beschermen tegen de hebzuchtige omwereld wonen de Bovenbazen, negen in aantal, in de Gouden Bergen, omringd door wolfsklemmen en schietijzers. Deze ‘bovenste tien’ leiden een kommervol bestaan en verpozen zich met het ruilen van hun aandelenpakket. ‘Iemand die alles heeft, is nooit meer blij wanneer hij wat ontvangt. In plaats daarvan moet hij altijd bang zijn dat hij iets verliest, want dat is de enige mogelijkheid die er voor hem overblijft, is het credo van deze negen kapitalistische stakkers. Toonder vond het daarom hoog tijd dat ‘hun stille strijd eindelijk eens onverbloemd in het daglicht wordt gebracht’.
De entrepreneurs vervelen zich stierlijk, schrijft Bommels duider in de ‘Bovenbazen’. Maar dan ontstaat leven in de brouwerij. Bommel wint namelijk een weddenschap van Tom Poes. Daardoor overschrijdt zijn geld een kritische massa, treedt fusie op en moet het geïsoleerd worden. Ollie’s bezit verandert in een bewegingsloze massa. Bovenbaas Amos Steinhacker (AWS) hij bezit ‘de olie en vijfnegende van de ritssluitingen’ nodigt de heer van stand uit om zich aan te sluiten bij het negental duitenpletters. Zonder twijfel is het Bommels ego dat hem noopt om deze poenscheppers in zee te gaan, maar dit terzijde. AWS houdt OBB (Ollie B. Bommel) de spelregels van het lidmaatschap voor: ‘Geef nooit geld weg. Werk slijtage in de hand, want dat bevordert de productie. Bevorder de verveling, dat schept behoefte aan nieuwe dingen. Roei de natuur uit, want de natuur is onze grootste vijand. Die vernieuwt zich zelf, voel je wel.’ Karmisch gezien is dit geen écht jofel standpunt.
Tegenstrijdigheid
Hoe valt de tegenstrijdigheid in het gedrag van de heer Olivier te verklaren? Kennen we hem niet als de heer voor wie geld geen rol speelt? In ‘de Sloven’ verklaart hij zelfs: ‘Zonder bezit geen zorgen, zei mijn goede vader altijd. Daar heb ik mij altijd aan gehouden en daarom heb ik heel wat lichtjes op het levenspad van anderen kunnen brengen.’ Bommel komt op voor de zwakkeren in de samenleving, dat bewijst het volgende: ‘We hebben het goede voor, daar kan je van op aan. Het gaat om (…) je arbeidsvoorwaarden, als je begrijpt wat ik bedoel. Zeg nu maar waar die uitbuiter woont.’ En wat dacht u hiervan? ‘Grote dingen zijn nooit gedaan omdat men het prettig vond. Altijd moet er een heer met geestelijk overwicht aan te pas komen; zeg nu zelf.’ Is de tegenstrijdigheid in ’s heren gedrag mogelijk bedoeld om ons op het belang van het achtvoudige plan te wijzen?
DDT
Gele nerfknagers teisteren Pee Pastinakels aanplant, vervolgt het relaas van Marten Toonder. Onze held, die ‘alle DDT van de wereld’ bezit, wil Pastinakel oprecht van dienst zijn. Hij heeft evenwel weinig vertrouwen in Pee’s roofspinnen, de bruine sluipers. ‘Mijn taak is duidelijk; er gaat een frisse wind door de DDT waaien! De insecten zullen opkijken!’ Het ‘heerlijke’ gespuit verandert Pastinakels bos in een woestenij, want niet alleen de nerfknagers en hun biologische vijanden de sluipers leggen het af. Ollie ziet zijn fout in, heeft spijt en neemt zich voor spinnen uit onbesmet gebied te halen. Bovenbaas AWS steekt daar echter een stokje voor: ‘De natuur werkt gratis! En gratis is een vloek! Niet de natuur moet produceren! Wij moeten produceren! Wij! Wijzelf!’ De kersverse Bovenbaas Ollie stort zich op een nieuw initiatief, dat wil zeggen een fabriek ‘vol elektronische snufjes voor de aanmaak van mechanische spinnen.’ De robotspin stort zich tijdens een proefneming niet op een vlieg, maar op Bommels linkerhand. Resultaat: een crisis in de DDT. Bovendien verliest Ollie’s butler Joost zijn zuurverdiende, in DDT-aandelen belegde spaargeld. ‘Het gaat niet. Het zou de geldmarkt in gevaar brengen,’ reageert de heer van stand op de vraag van Joost om schadeloosstelling. AWS die u toch al niet kunt betrappen op enig gevoel van mededogen voor het lot van minvermogenden als de butler, blijkt laconiek onder dit alles: ‘Een bovenbaas zuigt gewoon nieuw kapitaal aan.’
Na dit debacle ruilt Bommel zijn DDT-aandelen in voor aandelen van het ‘Generale Energie Syndicaat’. Het kan niet stuk, want de ‘energie stukjes (aandelen red.) staan goed’. Er is zelfs een nieuwe energiebron ontdekt: het solium. Eén gram van dat element kan een jaar lang voorzien in de energiebehoefte van een stad als Rommeldam, vertelt professor Prlwytzkofski. Zo’n gram kost wel een kilometer vermalen landschap, maar ‘men moet wat overhebben voor de vooruitgang,’ antwoordt onze heer op de kritiek van Tom Poes. Dit klinkt niet echt overtuigend en karmisch is het ook al niet kosher, maar laat ik niet te zeer vervallen in prekerige vermoedens. Kwetal vertelt de beer dat hij wil verhuizen, want de soliumwinning vermaalt zijn bos tot een woestijn. Heer Olivier vertrekt gedeprimeerd. Tom Poes, die hem volgt heeft echter wel belangstelling voor Kwetals nieuwe vinding. Zijn futvoeder is een ‘eeuwigbeweger, die altijd blijft draaien.’ Een reusachtige futvoeder kan alle energie leveren zonder er landschappen voor te hoeven vermalen, concludeert Tom snel. Bij zijn afscheid roept hij de grijsaard geruststellend toe. Heer Ollie zal zorgen, dat de woestijn niet verder komt.
Ragfijn spel
Het was onverstandig de energieaandelen over te doen aan brekebeen Bommel, concluderen de andere Bovenbazen inmiddels. Bovenbaas Steinhacker is des duivels als hij hoort van de uitvinding van het perpetuum mobile en dat de beer de eigenaar is. De tien Bovenbazen beleggen een crisisberaad: alom ontreddering. Dit is het einde van het solium, van de olie en steenkool. Conclusie: de uitvinding moet in een kluis verdwijnen, de formule én de uitvinder moeten vernietigd worden! Ollie B. Bommel verlaat bedrukt het crisisberaad en eenmaal terug op Bommelstein neemt hij de benen om Kwetal te verwittigen over het naderende ontij. Een gorilla van de Bovenbazen volgt hem om zo achter het adres te komen. Kwetal maakt zich echter ijlings uit de voeten en in het bijzijn van Tom Poes werpt de heer zich op als uitvinder van de futvoeder.
Het wantrouwen van de Bovenbazen groeit. Zij vrezen dat Bommel een ‘ragfijn spel’ speelt om Baas Bovenbaas te worden. Om hem klem te zetten geven zij, tot verbazing van de vakbonden, hun werknemers een loonsverhoging van 10%. Omdat zij ook de loonverhoging willen, komen de soliumwerkers tegen onze Olivier in staking. Zij belagen hun hongerige werkgever, die door een of andere machine van het negental geen beschikking meer heeft over ‘gereed geld’. De futvoeder is veilig opgesloten in de kluis, maar omdat er geen fut in geld zit, draait het niet. Als de gram solium in de kluis gestrooid wordt, gaat de futvoeder draaien en komt heer Oliviers geld in beweging en zo gebeurt het. Ollie en Tom bevinden zich in een netelige positie. Ze zijn in Bommels kluis en de futvoeder draait inmiddels op volle toeren en de massieve geldbol staat op ontploffen. Voor de kluisdeur staan de stakende soliumwerkers en de gorilla van de Bovenbazen. ‘Op dat ogenblik werd de middelpuntzoekende kracht van het grootkapitaal opgeheven door de middelpuntvliedende kracht van Kwetals wiel. Met een daverende knal springt de geldbal uit elkaar. De kluis barst en de inhoud spuit als een gouden vloedgolf de lucht in.’ Vreugde alom, behalve bij de Bovenbazen die zich afvragen hoe ze zich zo konden vergissen: ‘Waar wilde hij (OBB red.) heen met zijn meesterlijke zetten?’ Het bevrijden van alle levende wezens, wellicht?
Dukkha
‘Eind goed, al goed’, denkt u wellicht opgelucht. De geldregen raakte al snel in vergetelheid, omdat alles duurder begint te worden. Toonder vermoedt dat de Bovenbazen daar achter zitten: ‘minvermogenden vinden nog wel eens geld op straat en rapen het op, zonder te begrijpen dat het waarschijnlijk door een bovenbaas verloren is, die het terug wil hebben. Ach ja, het leven van de bovenste tien is een voortdurende strijd om het hoofd boven water te houden.’ Heer Bommel gaat wederom met fier opgeheven hoofd door het leven en is blij dat hij weer een heer is, voor wie geld geen rol speelt. Hij is extra blij omdat Joost terug is op Bommelstein. Als reden geeft de butler de prijsstijging met 15% op. Er gaat niets boven ‘een nette betrekking, met voeding en bewassing, heet Olivier!’ En Kwetal? Bommel treft hem hamerend op zijn aanbeeld. Hij zou de futvoeder kunnen repareren, maar Ollie wijst dit af. Verderop, op de plek waar het woud vermalen was, naast de vervallen fabriek is Pee Pastinakel bezig de grond om te voelen.
Alles is wel, maar toch een punt van kritiek op Toonders sublieme relaas. Ik mis aan het slot van deze soetra een illustratie van Ollie B. Bommel, Tom Poes en juffrouw Doddel op hun kussentje in de zendo van Bommelstein. Aldaar breken zij hun hersenen over de vraag van Shunryu Suzuki: ‘Waarom is er op de wereld zoveel lijden?,’ klaagde een leerling die erg van streek was. Daarvoor is geen enkele reden,’ antwoordde Suzuki Roshi.”
Naschrift
De bovenstaande bespreking van Marten Toonders Bovenbazen verscheen in De Lotusvijver, winter-/lentenummer van 2003. In dit artikel wordt een verband gelegd tussen het plot van het verhaal en aspecten van de boeddhistische leer. Ieder zijn meug natuurlijk, maar mij viel het boek op als upaya (vaardig middel) met verluchtingen van fragmenten uit bijvoorbeeld het volgende citaat van David Loy. ‘Despite its advantages in some ways, our economic system institutionalizes greed in at least two ways: corporations are never profitable enough, and people never consume enough. To increase profits, we must be conditioned into thinking of themselves as consumers, who find the meaning of our lives in buying and consuming. Contrary to what we are repeatedly told, however, such an economic system is neither natural nor inevitable. It is based on an historically-conditioned worldview that views the earth as resources, human beings as labor, and money as capital to be used for producing more capital. Everything else becomes a means to the goal of profit, which can have no end except more and more of the same thing. Greed has taken on a life of its own.’
Henk van Kalken zegt
Fi Donc! Deze eh… Moerbeek verstoort het sonet, dat ik aan het transponeren was met plat proza. Deze stuitende figuur is waratje niets te dol. Het resultaat van verlaat kroegbezoek, wed ik. Pak u weg, amice, of ik zend u mijn lakei voor een ferme tuchtiging.
W.g.
Querulijn Xaverius, Marquis de Canteclaer van Barneveldt