Vier jaar nadat het Thaise leger op 22 mei 2014 aan de macht kwam, is het overwegend boeddhistische Thailand bij lange na niet in de buurt van wat de regerende junta beloofde te zullen zijn: een respectvol en democratisch land.
De leider van de staatsgreep, premier en generaal Prayut Chan-ocha, maakt volledig straffeloos gebruik van zijn ongecontroleerde macht. Sinds de staatsgreep heeft de regerende Nationale Raad voor Vrede en Orde routinematig censuur afgedwongen en publieke discussies over de mensenrechtensituatie en democratie in Thailand geblokkeerd. Honderden activisten en dissidenten zijn vervolgd op grond van strafrechtelijke aanklachten, zoals opruiing, computercriminaliteit en lese majesteit (die de monarchie beledigt) wegens het vreedzaam uiten van hun mening. Openbare bijeenkomsten van meer dan vijf personen en pro-democratie activiteiten zijn verboden. Duizenden mensen zijn onder druk gezet om te stoppen met het maken van politieke opmerkingen over de junta. Militaire autoriteiten blijven in het geheim mensen tot zeven dagen vasthouden zonder tenlastelegging en ondervragen hen zonder dat ze toegang tot rechtshulp of bescherming tegen mishandeling hebben.
Prayut heeft herhaaldelijk beloften gedaan, en die vervolgens gebroken, over verkiezingsdata en een terugkeer naar een burgerbestuur. Zijn laatste belofte is om in februari 2019 verkiezingen te houden, maar er is weinig reden om aan te nemen dat die verkiezingen, als ze worden gehouden, vrij en eerlijk zullen zijn. De junta heeft aangegeven dat sommige vooraanstaande politici en politieke partijen zullen worden verboden, terwijl de kiezers en de media door restrictieve wetgeving monddood zijn gemaakt.
Desondanks zijn steeds meer Thai uit alle lagen van de bevolking naar voren gekomen om de militaire dictatuur uit te dagen – onder andere door het houden van vreedzame demonstraties in Bangkok en andere provincies die eisen dat de junta beperkingen van de fundamentele vrijheden opheft.
Meer dan ooit moeten bezorgde buitenlandse regeringen aandringen op een overgang naar een burgerlijk democratisch bestuur. De Verenigde Staten, de Europese Unie, Japan en andere vrienden van Thailand hebben herhaaldelijk gezegd dat de bilaterale betrekkingen alleen kunnen worden genormaliseerd als de democratie volledig wordt hersteld door middel van vrije en eerlijke verkiezingen. Zij moeten publiekelijk benadrukken dat voor legitieme verkiezingen meer nodig is dan een ordelijke verkiezingsdag, maar wel een politieke context waarin iedereen vrijelijk zijn mening kan uiten en kan deelnemen aan het verkiezingsproces zonder bang te hoeven zijn voor arrestatie.
Vier jaar na een militaire staatsgreep, moeten de Thai eindelijk weten dat hun land op weg is naar een echte, respectvolle democratie.
Hans van Willenswaard zegt
Het helpt ook niet echt dat de sangha een staatsmechanisme is geworden en (dus) steeds meer corruptie wordt geconstateerd.