Tibetaanse herders die in Tibet vaak naar een tempel gaan om te bidden, hebben meer inkomsten dan collega herders die minder tijd in hun religie steken. Dat blijkt uit een vorig jaar gehouden onderzoek door de ontwikkelingseconoom Qin Tu van de Wageningse Universiteit.
De econoom vindt de uitslag opmerkelijk omdat hij had verwacht dat herders die veel bidden juist armer zouden zijn, omdat ze minder tijd aan hun vee kunnen besteden. Tibetaanse boeddhisten geloven in wedergeboorte en dat daden in dit leven verricht van invloed kunnen zijn op hun volgend leven. Dus, zo bleek uit het onderzoek van Tu, hoe meer zo’n herder in een volgend leven gelooft, hoe hoger zijn arbeidsethos en hoe soberder zijn dagelijks leven in het heden is. De wetenschapper bezocht een groot aantal Tibetaanse dorpen om herders te bevragen over de relatie tussen hun religie en inkomen.
In Tibet gaan volgens de econoom vooral veel arme en mensen met een Tibetaans topinkomen vaak naar de tempel. Zo komen de biddende herders in contact met meer gefortuneerden en levert tempelbezoek ook handelsinformatie op, waarmee ze zaken kunnen doen. Volgens Tu vertoont het inkomen van biddende Tibetaanse herders een duidelijk stijgende lijn.