Toen ik nog niet op een rolstoel zat, wandelde ik elke dag een half uur. Ik kon verschillende rondjes lopen, maar sommige waren favoriet. Een van die wandelingen ging bij onze organiste langs die aan mijn passen kon zien of ik gewoon liep, of dat ik een lied in mijn hoofd had en dat ik op het ritme daarvan liep. Ik wist in welke tuin in het voorjaar de eerste sneeuwklokjes bloeiden, in welke tuin de krokussen of de blauwe druifjes. Dus in de lente was wandelen tegelijkertijd kijken in de tuinen. Twee voor de prijs van één.
Toen trof mij een dwarslaesie door de onzorgvuldigheid van twee artsen. Ik lag met twee verlamde benen in bed. In het revalidatiecentrum maakte ik grote vooruitgang met mijn linkerbeen, maar het rechterbeen bleef 8 weken lang in bed liggen als een blok marmer. Totdat ik de stagiaire verpleegkundige vroeg me een handigheidje te leren om mijn zware rechterbeen naar me toe te trekken. Hij had wel een idee en het lukte me ook inderdaad om die handeling met succes uit te voeren. Ik deed het een paar keer achter elkaar en was dolblij. Hij vroeg me om mijn rechtervoet als een ruitenwisser te bewegen. Ik zei: ‘Dat heeft-ie nog nooit gedaan’, maar ongelooflijk, mijn voet maakte de beweging! Eindelijk konden we ook met dát been aan de gang.
Toen mijn voet op een middag na veel oefenen op eigen kracht naar voren ging, liet ik dat de volgende morgen in het zwembad aan de sporttherapeut weten. Hij zei meteen: ‘Dat wordt open’. Lopen? Hij pakte mijn handen, liep zelf achteruit en ik zette voet na voet, na voet, na voet, ik liep!! Op de harde vloer was lopen wel heel wat moeilijker, maar de basis om zelf verder te oefenen was gelegd toen ik naar huis ging. Daar bleef ik trainen en verlegde steeds mijn doel: eerst van de achterdeur om het huis heen lopen naar het trottoir. Dan: het einde van de straat, de brievenbus, het huis van onze jongste zoon, twee straten verder op. Ik bracht het uiteindelijk tot 20 minuten lopen achter de rollator.
Toen ging het fout, mijn rechterbeen bleek ineens 2 centimeter langer te zijn. Ik kon niet meer lopen. Na diverse onderzoeken kreeg ik de uitslag van de MRI- scan. Op de littekens van de bloeding in mijn ruggenmerg die de dwarslaesie veroorzaakt had, hoopte zich hersenvocht op dat op de zenuwen van mijn onderbeenspieren drukte. Het probleem zou zich vrijwel zeker uitbreiden, blaas en darmen liepen gevaar. Dus besloten we preventief stoma’ s te laten aanbrengen. Corona sloeg toe, duizenden operaties werden uitgesteld, zo ook die van mij. Blaas en darmen lieten het afweten, ik moest elk uur naar de wc om lekkages te voorkomen. Het is heel vermoeiend als je dat een paar maanden moet volhouden. Mijn conditie verslechterde. Mijn fysiotherapeute en ik vroegen om vervroeging van de operatie omdat ik het niet meer redde. Die werd inderdaad een paar weken naar voren gehaald, zodat ik die eindelijk, een jaar na de scan, kon ondergaan.
Na de operatie kon ik nog steeds staan als ik me vasthield. Van lopen was echter geen sprake meer en door een decubitusplek moest ik vier maanden lang op bed liggen. Het staan bleven we oefenen. Toen we weer echt konden gaan trainen, leerde ik na enkele maanden hoe ik met de hulp van de rollator van mijn bed af twee stapjes naar voren kon zetten, dan op mijn voorvoeten een kwart slag te draaien en door twee stapjes achteruit te doen op mijn rolstoel te gaan zitten. Toen dat soepel ging, dacht ik: als ik twee stapjes kan zetten, dan kan ik er misschien ook wel drie of vier. Het werden er zes en toen twaalf…
Op mijn tachtigste leerde ik voor de derde keer in mijn leven weer lopen. Ik kan nu al aan één stuk door van de ene kant van de kamer naar de andere lopen en vrijwel meteen terug. Die 20 minuten van eerst zal ik wel niet meer halen, maar hoe dan ook: ik loop.
‘Elke wandeling in de natuur levert meer op dan we zoeken.’ (John Muir)