Ik zit nu al meer dan een jaar in vrijwillige isolatie vanwege corona. Heel zelden laat ik mensen toe in de Kloosterbunker of ga ik er zelf op uit met flesjes gel, mondkapjes, gezichtsschermen en anderhalve meter afstand. Ik wil mensen niet besmetten of zelf besmet raken met het virus. De dood loert.
Ruim een week geleden haalde ik mijn eerste vaccinatie, mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijm, wordt woensdag geprikt. Mijn dochter en haar partner, toch geen meerjarigen, zijn vorige week gevaccineerd, de huisarts had nog wat vaccin over. Ze werden hondsberoerd. Een vriendin van mij, een eilandbewoner, liet zich ook vorige week prikken. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Met mijn zus, ook een meerjarige net als ik in de herfst van ons leven, sprak ik laatst over de telefoon over onze gedwongen isolatie. Ze zei dat ze zich het afgelopen jaar vroeger anders had voorgesteld. Dat het zo’n verloren tijd was, dat een jaar voor een meerjarige toch al zo kort duurt en het genieten waard is. Dat er nu een grauwsluier overheen hangt, een lege leegte, al kan die ook mooi zijn in normale tijden. Het zijn gesprekken die je anders nooit voert. Ik moet nog vaak terugdenken aan dat telefoongesprek.
En ook aan de kramsvogel. Waarom weet ik niet. Misschien door de vogels op het balkon van de Kloosterbunker die er een vorkje komen prikken. De mezen, de specht, de Alexander papagaai.
Het is al lang geleden, mijn kinderen waren nog klein. Het was winter en het vroor streng. In de achtertuin observeerden wij een kramsvogel, we hadden dat opgezocht in een papieren vogelgids. De vogel was prachtig en wij genoten. De volgende ochtend- mijn kinderen gingen naar school, lag de vogel hartstikke doodgevroren tegen de gevel van de voorzijde van ons huis. Bijna binnen, de muur scheidde de vogel van leven en dood. Mijn zoon moest vreselijk huilen. Wist de vogel waar wij woonden?
Moedig voorwaarts!
Michel Ball zegt
Mijn ouders en ik waren op bezoek bij mijn zus in Alphen aan de Rijn. Op een gegeven ogenblik stortte een vlucht kramsvogels zich op de vuurdoornstruik naast de voordeur. In een mum van tijd ontdeden zij de struik van zijn oranje bessen en waren in een ommezien weer verdwenen.