In levensbeschouwelijke gesprekken duikt het niet-weten regelmatig op. De boodschap is doorgaans dat het aan te bevelen is.
Homo sapiens definieert zichzelf weliswaar als wetende mens. Maar desondanks prijzen levensbeschouwers het niet-weten aan.
Sinds de Verlichting geniet weten een hoge status. Het elfde gebod luidt ‘gij zult weten’. Weten-schappers leveren de beste kennis. Maar van niet-weters mag je bekennen: ‘ik weet het niet’. Bijvoorbeeld het antwoord op de vraag: ‘Is er leven na de dood?’. Of: ‘Bestaat God, en zo ja, wie of wat is dat dan?’. Of gewoon: ‘Wie ben ik?’.
Niet-weten is aantrekkelijk als je moe wordt van allerlei levensbeschouwers en wetenschappers die het erg zeker weten. Het type dat de woordenratel al start als je op de helft van je vraag bent.
Corona is een vermomde zegen voor het niet-weten. Talkshow-deskundigen moeten na veel omhaal van woorden erkennen dat ze het misschien ook niet weten.
Freud ontdekte het onbewuste, wat op zijn minst betekent dat kennis zich onttrekt aan het bewuste weten. Wie in psychoanalyse gaat, heeft een flinke tijd nodig om van niet-weten tot een-beetje-weten te komen.
Zet ik nu even mijn spelbril op, dan ontwaar ik ‘het menselijk vermogen om tegelijk twee perspectieven op de werkelijkheid te hanteren’. Hee, klopt, weten en niet-weten. Spel attendeert altijd op alternatieven.
Religie speelt met de mogelijkheid van een alternatieve, sacrale werkelijkheid. Het aanzienlijke verschil met de menselijke werkelijkheid maakt dat mensen er niet alles over weten. Men spreekt van een mysterie. Sommige theologen zien die sacrale werkelijkheid zelfs als zo ontzettend anders dat zij alleen kunnen zeggen wat die werkelijkheid níet is. Gelovig niet-weten dus. Agnosten maken er hun credo van.
Vraag om op te kauwen: Als je weet dat je het niet weet, wordt zelfs dát weten dan gerelativeerd door het niet-weten?
Henk van Kalken zegt
Vraag met ingebouwde Drosteverpleegster.
Piet Nusteleijn zegt
Feitelijk is zeggen “dat je weet dat je niet weet” gewoon een heel vrijblijvend flauwekul zinnetje.
Een bedacht iets. Alles wat je zegt is ‘slechts’ bedacht. Je kan er géén chocola van maken.
ton wijmenga zegt
Kan je je nog afvragen “wie” er iets bedenkt..
Je kan je volgende gedachte niet bedenken..
Piet Nusteleijn zegt
Er is alleen maar “denken”. Er is geen “je”. Dit bewijst min of meer dat het inderdaad het geval is wat Ton opmerkt: “je kan je volgende gedachte niet bedenken”. Dat is een feit.