Morgen zendt de Boeddhistische Blik op NPO 2 de docu Ruimte, het mooiste wat er is, uit. Een portret over de Haagse boeddhistisch leraar Varamitra (Theo Alkemade, 1953) van het Boeddhistisch Centrum Haaglanden, sinds januari 2004 gevestigd in Den Haag. In november 2017 interviewde BD-redacteur Joop Hoek Varamitra in verband met zijn vertrek als hoofd boeddhistische geestelijke verzorging (BGV) binnen het ministerie van justitie. Dit artikel is nog niet eerder gepubliceerd.
J – Dit is al de derde keer dat je stopt met werken in dit leven. Hoe zit dat?
V – Ik was 34 toen ik voor de eerste keer stopte. Ik had het helemaal gehad met Nederland, was, hoe zeg je dat, aan het eigen succes ten onder gegaan. Alles liep, alles ging, weet je wel. De grote vraag was, is dit wat ik met mijn leven wil? Ik woonde samen met een hele leuke vrouw, we hadden een huis aan het water, waren redelijk succesvol in ons werk. We hadden alles wat ons hartje begeerde, een mooie kunstverzameling en we reisden heel Europa af. Is dit het nou, nee, eigenlijk niet.
J – Waarom was het het niet?
V – Dit kunstje kan ik nog 40 jaar doen, hoe kijk ik dan terug op mijn leven en ik dacht: weet je wat, ik ga gewoon de wereld in. Ik heb toen ontslag genomen bij de gemeente waar ik werkte. Mijn vriendin wilde in Nederland blijven, we zijn heel leuk uit elkaar gegaan, hebben een groot afscheidsfeest gegeven met z’n tweeën, alles verkocht. We wilden geen compromissen sluiten en hebben nu beiden wat we hebben wilden. In 1987 was het zo ver en trok ik met alleen een rugzak de wereld in.
J – Wat is de wereld?
V – Ik had geen vast doel of tijdspad voor ogen. De gemeente Rotterdam, waar ik werkte, zei: neem maar een jaar vrij, dan betalen we je door en dan kom je weer terug. Maar dat wilde ik niet. Ik weet nog dat veel mensen zeiden: die zien we binnen een half jaar terug. Dat was niet zo, ik kwam na acht jaar pas terug in Nederland . Ik reisde met het openbaar vervoer en liftend, heb op veel plekken gezeten- vast, half vast of niet vast, het was geen vakantie, ik was op zoek naar iets. Ik ben in mijn zoektocht over de hele wereld in centra en kloosters geweest.
J – Wat zocht je dan eigenlijk?
V – Nou, gewoon bestemming. Gewoon een antwoord op een simpele existentiële vraag: wat is mijn bestemming? Mijn oude leven was klaar, voorbij, maar wat ik wilde wist ik niet. Ik was gewoon op zoek en had ook genoeg geld om dat te doen. Op een gegeven moment kom je al reizend in een soort van netwerk terecht. Mensen die hetzelfde willen, goedkopen adressen om te slapen, goedkope kleding van het Leger des Heils, je had in die tijd geen internet of Facebook, het waren persoonlijke ontmoetingen. We hadden ook geen mobiele telefoon, je ging gewoon op weg. Ik was soms lange tijd onvindbaar voor mijn omgeving. Ik ben in Europa geweest, in Noord-Amerika en in Azië. Ondertussen werkte ik wel een beetje om de kost te verdienen, kreeg dan gratis eten en drinken.
J – En wanneer vond je nou van wat je niet wist dat je het zou moeten vinden?
V – Eigenlijk vond dat ik dat definitief in Californië. Dat is een paradijs, mooi weer, gekke mensen. Het was sowieso de hotspot waar alles begon. Ik heb een tijdje rondgehangen in Green Gulch van het San Francisco Zen Center. En nog meer van die plekken in San Francisco. Ik heb daar alle tradities gezien, de hele range. Daar ben ik blij om, het geeft je een bredere kijk op de zaak. Ik pas ook niet in één hokje, ook niet binnen het boeddhisme.
J – Dat krijgt toch boeddhistische vormen, die ontdekkingsreis.
V – Ja, dat werd het langzaamaan ook. Het begon eigenlijk heel snel, maar in het begin, boeddhist, hou op. Ik heb wel wat beters te doen. Ik had niks met religie en wilde me ook niet ergens mee verbinden. Binding is niet m’n sterke kant. Maar uiteindelijk kroop het bloed waar het niet gaan kan en was het bingo. Een commitment maken, werk van maken.
J – Waarom wist je dat dat je bestemming was, als je nog een jaar had doorgezocht…
V – Ik had toen al jaren gezocht. Het viel zo op z’n plek, het ( boeddhisme) was het gewoon uiteindelijk. Ik was er zelf verrast over, ben er maanden lang van in de war geweest. Ik kon het gewoon niet geloven, het ging ook niet meer weg. Ik was zo in de war omdat het fenomeen bestemming bestond, ik vond het ook wel lullig. Zoeken is ook mooi, ik zoek ook graag. Ben nieuwsgierig en zo en ineens vind je het, denk je shit, nou is het snuffelen afgelopen. Maar in het boeddhisme is ook wel wat uit te zoeken, dus wat dat betreft hoef ik me niet te vervelen.
J – Uiteindelijk ben je in het mahayana boeddhisme terecht gekomen.
V – Ja, dat zeg je nou wel, maar ik weet niet of dat zo is. Ik doe heel veel met de Pali, de klassieke teksten. Maar ook dingen uit de mahayana en zen. Ook uit het Tibetaans boeddhisme. Ik doe van alles wat. Heel modern, mijn eigen invulling.
J – Wanneer was de tweede keer dat je afscheid nam?
V – Dat was in 2000, is ook wel leuk. In 1995 was ik terug naar Nederland gekomen om te kijken of ik hier kan aarden. Heb een jaartje bij mijn zus gewoond. Na een half jaar kwam ik iemand tegen uit mijn oude netwerk en die vroeg of ik hem kon helpen met een organisatie klus. Ik had er in eerste instantie geen trek in maar uiteindelijk heb ik 3.5 jaar als organisatiedeskundige interim werk gedaan. Die contracten liepen tot 1 januari 2000, een prachtige datum om mee te stoppen. Vrij te zijn.
J – Dat beleef je als vrij zijn, is je werk dan een bankschroef?
V – Ik ben allergisch voor systemen. Er zit iets in mijn brein dat iets anders ziet dan het systeem meldt. Dat heb ik ook met computers, ik kan er niet mee omgaan, doe altijd het verkeerde, het tegenovergestelde. Of ik snap de vraag niet helemaal, je kunt het toch ook zo doen, denk ik dan. Daarom was het ook een uitdaging om voor het ministerie (van justitie) als hoofd boeddhistische geestelijke verzorging te gaan werken, want de overheid is helemaal een groot systeemverhaal.
J – Nu is het de derde keer dat je stopt met waar je mee bezig was, de bgv. Hoe lang heb je voor het ministerie gewerkt?
V – Negen jaar, het is onvoorstelbaar, ik had een contract voor drie jaar. Ik dacht: nou dat is goed, niet te lang. Als ik het positief label, kan ik zeggen: dit was de beste bodhisattva training die ik in Nederland kreeg. Geduld, wachten.
J – Moet je geduld hebben als je bij het ministerie van justitie werkt?
V – In het algemeen, ja, bij de rijksoverheid zeker, Ik moest iets nieuws opzetten en dan zit je nog nergens in. En dan besta je niet. Je moet je eerst in het systeem invreten. Het is politiek gestuurd, niet eenvoudig. Dan valt er weer een kabinet of er wordt een minister weggestuurd. Dan moet je weer wachten op wat komt. Vallen dingen een beetje stil en moet je wachten tot wanneer het weer geregeld is. Daarom duren dingen soms ook langer, omdat je niet kunt doorpakken. Mijn werk was afhankelijk van de instemming van de minister. Zeker met de erkenning (van de oprichting van de bgv). De minister geeft een tijdelijke erkenning, later gevolgd door een permanente. In dat gewiebel zit je dan.
Ik moest ook een opleiding voor (boeddhistisch) geestelijk verzorger gaan opzetten aan de VU, daar was geld voor nodig van de minister van onderwijs. Daar moet de minister zelf voor tekenen. En vorig jaar december (2016) is dat definitief bekrachtigd. Daar is bijna 9 jaar aan gesleuteld.
J – Waarom was dat?
V- Heel veel regelingen moeten herzien worden, veranderen, er zit een nieuwe speler bij. Het gaat over heel veel schijven, met wetten en regelingen die na jaren pas in werking treden.
J – Loopt dat, die opleiding aan de VU? Wat gaan de studenten doen als ze afgestudeerd zijn?
V – Ja, er zijn 4 of 5 mensen afgestudeerd, er zijn nu zo’n 26 studenten. Dat is best veel voor zo’n klein cluppie (boeddhisten). In het algemeen worden ze geestelijk verzorger. Met deeltijdcontracten. Een aantal zit in bij ons in de geestelijke verzorging. Sommigen doen freelance werk. Er zijn experimenten bezig met eerstelijns geestelijke verzorging, zoals je de wijkverpleegkundige hebt, gaat de GGZ ook geestelijke verzorging opzetten. Met experimenten hier en daar op het gebied van afstemmende wijkzorg.
Veel oudere mensen die thuis wonen krijgen te maken met eenzaamheid, ziekte en verval. En als je in een verpleeg- of verzorgingshuis zit kan je geestelijke verzorging krijgen. Thuis is dat niet vanzelfsprekend. Veel mensen zijn geen lid meer van een kerkgenootschap, maar zitten wel met vragen over hun bestaan. Het zijn geen psychologische hulpvragen en dan ontstaat er behoefte aan geestelijke verzorging van mensen die nog gewoon thuis wonen. In Amsterdam, Utrecht, op verschillende plekken zijn ze daar mee aan het experimenteren. Zo’n geestelijke verzorging kan van alle kleuren zijn, niet alleen boeddhisten, ook humanisten, die gaan de wijk in, maar het is nog heel erg experimenteel, fragiel. Vroeger ging de pastoor naar de mensen toe, nu zijn het geestelijke verzorgers waar mensen behoefte aan hebben. De wereld om ons heen fragmenteert, sociale verbanden verdwijnen. Het leven wordt voor thuiswonende ouderen lastiger, misschien wel uitzichtlozer.
J – Wat kan je als boeddhistisch geestelijk verzorger daar aan doen?
V – In wezen kun je daar niks aan doen. Je kunt een luisterend oor hebben, met ze doornemen hoe ze wel anders naar dingen kunnen kijken. Vaak hebben mensen behoefte aan een verdiepend gesprek dat verder gaat dan ‘het is mooi weer vandaag’. Er zijn ook ouderen die het boeiend vinden om te praten over boeddhistische waarden. Lijden aan pijn kan je opheffen, pijn niet, zegt de Boeddha, die aan het eind van zijn leven ook ziek werd. Je kunt mensen ook leren om om te gaan met ziekte, ouderdom en dood. Een ander perspectief bieden. Jij loopt nu ook met een stok, hoe loop je er volgend jaar bij. Voor veel mensen wordt de wereld kleiner en om daar nog een zekere vervulling aan te geven, voldoening, acceptatie, maar ook het voorbereiden op de dood, daar kan je het ook over hebben.
J – Dit speelt buiten de gevangenis maar binnen die gevangenismuren zitten stumperds die allemaal onterecht veroordeeld zijn?
V – Ja, wie is er nou schuldig, dat is de grote vraag. De vraag kan ook zijn: is er iets van schuld? Dat weet ik niet, maar die vraag is ook niet interessant voor ons. Of ze schuldig zijn of niet, ze zitten daar. Het maakt niet uit wat ze zijn. Het blijven mensen.
J – Jullie zitten nu ook in het systeem.
V – Heerlijk toch. De bgv is erkend, de mensen hebben de juiste opleidingen. We zitten door het hele land in de justitiële instellingen. We verzorgen meditatie, gespreksgroepen, individuele gesprekken, crisisopvang. En we hebben niet te klagen over aanloop, om het zo te zeggen. We vallen redelijk goed in de smaak bij gedetineerden.
J – Waarom kiezen ze voor de boeddhisten, zoals jullie genoemd worden? Is het een nieuw verschijnsel?
V – Het is nieuw maar weet je wat ook belangrijk is, we praten niet zo vanuit het perspectief van schuld en boete met de gedetineerden. We kennen ook geen god. En ze merken- meditatie is goed tegen een kort lontje, dat hebben ze zelf ontdekt. Ik was op bezoek in de gevangenis in Veenhuizen en sprak daar met enkele van die jongens. Een van hen verontschuldigde zich naar me. ‘Ik ben geen boeddhist, hoor. ‘ Dat is ook niet nodig, ik ben blij als je met een iets korter lontje straks de gevangenis verlaat. Dat vond hij ook wel grappig. Dat gaat dan rond in zo’n gevangenis, wat met een mooi woord impulscontrole wordt genoemd. Vijf seconden pauze scheelt een hoop gelazer. Ze vinden de mensen die wij naar binnen sturen ook interessant, boeiend, uitdagend. Het gaat in die zin ook organisch, we komen niet om zieltjes te winnen. We hebben als boeddhisten ook meer contact met langgestraften, mensen die lang zitten. Het gros van de gedetineerden zit korter dan een jaar. Langgestraften hebben vaak een steady meditatiepraktijk opgebouwd in de gevangenis.
J – Zijn dat boeddhisten geworden?
V – Ik denk uiteindelijk wel. Ze moeten van alles in de gevangenis, maar bij ons kan het ook stil zijn. Dat geeft ook een andere dimensie aan het verhaal, je hoeft bij ons niet de hele tijd je ziel en zaligheid op tafel te leggen.
J – Hoe kijken ze nu binnen het ministerie naar jou? Ben je een vreemde eend in de bijt?
V – Ze zijn wel aan me gewend. Het was een avontuur toen we er mee begonnen. Gaat dit beklijven, komt dit van de grond? In de 9 afgelopen jaren is het (de bgv) toch wel van de grond gekomen, dat vinden ze toch wel indrukwekkend.
J – Hoe kijken die ambtenaren naar jou, zien ze jou als mede-ambtenaar?
V – Ja ook. Maar ik doe nog meer dingen voor het ministerie. Ik ben ook nog landelijk vertrouwenspersoon voor integriteit voor het hele gevangeniswezen. Daar heb ik een hoop krediet mee gewonnen. Ik zit ook vooral aan de achterkant van de organisatie, daar waar het misgaat.
J – Gaat het vaak mis?
V – Het is natuurlijk een ietwat vreemde, sanctiegedreven organisatie. Met systemen, ook voor de mensen die er werken. Er gebeuren daar de dingen die elders ook gebeuren. Het gaat over intimideren, seksueel ongewenst gedrag, fraude, alle dingen die je in de krant leest zie je ook in de organisatie terug. Discriminatie, de duvel en zijn ouwe moer.
J – Dan komen ze naar jou toe, en dan?
V – Dan luister ik en kijken we of we er iets aan kunnen doen. Zo nodig gaan we er mee naar buiten, de organisatie in. En als het een echte misstand is ervoor zorgen dat het aangepakt wordt. Dat gebeurt dus ook. Het is effectvol. Net als in een ziekenhuis, er komen elke dag weer zieke mensen binnen in zo’n ziekenhuis. Dan denk je: houd het eens een keertje op, nee, het houdt niet op. Het is inherent aan het mens zijn dat dingen mis gaan. Een permanente stroom van dingen die misgaan. Als dat het geval is, dan ben ik er. Soms is het al voldoende als je met elkaar aan tafel gaat zitten. Maar soms moeten er disciplinaire maatregelen genomen worden, dat mensen ontslagen worden als ze flink de beest hebben uitgehangen. Maar daar hou ik me niet mee bezig. Ik ben er alleen voor het eerste stuk, het is boeiend en ook dankbaar werk. Ze kunnen aan mij hun verhaal kwijt, zonder dat dat direct repercussies heeft. Ik werk door het hele land, heb al veel NS-perrons gezien.
J – Is dat boeddhistisch wat jij doet?
V – Nee, nee, ik was een jaar in dienst bij justitie en werd daar voor gevraagd door de hoofddirectie. Ik vond dat wel een goede aanvulling op mijn werk, dan krijg je ook een ander beeld van de organisatie en het is ook nuttig werk. Ik heb het 8 jaar gedaan, bij dag- en nacht. Mensen die zo’n melding doen, dat gaat niet vanzelf, dat vraagt moed en lef. Op de meest onmogelijke momenten krijg je iemand aan de telefoon. Waar kan je met elkaar afspreken. Ik heb zo’n beetje in veel cafés in Nederland gezeten om verhalen van mensen aan te horen.
J – Het lijkt wel op het werk dat ik vroeger deed als misdaadverslaggever. Ben je wel eens voor de gek gehouden?
V – Nou, niet direct voor de gek gehouden maar wel dat degene die meldt een onderdeel is van het probleem. Dan loopt het zo uit de hand dat je denkt: dit gaat niet meer werken. Zo’n iemand krijgt dan een slag terug. Zonder dat te vertellen. Je moet wel altijd alle kaarten op tafel leggen, anders werkt het niet.
J – Was dit deel van je werk een zware belasting voor je?
V – Ja en nee. Ik hou wel van dit soort dingen. Dit soort uitdagingen ook, het waren de krenten in de pap. Je weet nooit wat je te wachten staat en waar je uitkomt. Soms kom je met zulke dingen in aanraking dat je je afvraagt: hoe is het mogelijk. En toch gebeurt het en dat is wel boeiend. En je vraagt je af of er nog iets van te maken is, te repareren. Op zich is het ook wel spannend werk.
J – Is dat het trainen van de geest als je al die shit op je bord krijgt.
V – Dat is het ook. Je moet het ook niet mee naar huis nemen, al die ellende. En dat lukt gelukkig goed. Ik kan er met grote betrokkenheid maar ook met distantie mee omgaan. Ik ben er wel bij maar laat het niet binnen. Ik kan er ook naast staan. Sommige zaken duren ook langer, een jaar of anderhalf en zo voor het helemaal opgelost is. En dan loop je anderhalf jaar met iemand mee. Sommige zaken zijn ingewikkeld, complex. Het gaat over beleving, als iemand een kas heeft geript kan je dat aantonen, maar er zijn zaken die veel subtieler liggen. Met name als het over bejegeningsklachten gaat.
J – Ik zag jou in die film Prison Pioneers, in Loenen, vorige maand was dat, met bgv’ers aan de slag, je zat op een stoel en ik hoorde jou zeggen: wij moeten als bgv een brug slaan naar het systeem van justitie. Heb ik dat nou goed gehoord en begrepen?
V – Ja, dat is, zeg maar, ons besturingssysteem. Wij zijn van de rijksoverheid maar ook van de Boeddhistische Unie Nederland, door de overheid erkend als zendende instantie. Het zijn 2 systemen en we moeten daar tussen kunnen bewegen. Dat geeft ook een spiegelende werking, wat zijn jullie aan het doen? Maar ook andersom. We zijn ook niet een maar alle twee. Dat gaat niet altijd even makkelijk maar als je het goed in de smiezen hebt kan het je wel helpen. Directies (van inrichtingen) vinden het altijd prettig om met ons te praten. We zijn (als bgv’ers) goed getraind en ook handelend vanuit de eigen beoefening. Als je het hebt over het zelf en de ander kun je ook vanuit de positie van de ander kijken naar dezelfde situatie.
Met die twee systemen- de rijksoverheid en de boeddhistische unie, zorgen dat die twee ingrediënten bij elkaar komen, het moet niet niet klonteren maar ook niet schiften. Het is als een dans die je met elkaar doet. In harmonie, niet op elkaars tenen staan, dat werkt ook niet. De maat houden is ook belangrijk.
J – Maar je moet er toch ook voor waken dat die rijksoverheid jou niet gaat dicteren als bgv?
V – Natuurlijk waken we daarvoor, er zijn overlegvormen waarin het vierkant waarbinnen je kunt opereren. Soms zijn er in het kader van veiligheidstoestanden wel beperkingen maar we hebben een eigen domein waarin we ons werk kunnen doen. En we hebben een ambtsgeheim, hoeven niks te vertellen over wat de gedetineerde tegen ons zegt. Dat is heel kostbaar, we zijn in die zin ook een vertrouwenspersoon voor de gedetineerde.
J – Hoe weet een gedetineerde nou dat een hoge pief op het ministerie geen opdracht aan jullie heeft gegeven om rare zaken te implementeren bij de gedetineerden? De invloed van de ambtenarij op jullie werk.
V – We zijn, om dat zo mooi te zeggen, wel in die wereld maar niet van die wereld. We hebben als bgv ook en aparte status binnen die gevangenis, de bgv’ers vallen bijvoorbeeld niet onder de directeur van de inrichting maar onder mijn verantwoordelijkheid. We hebben een eigen status maar ook veel ruimte om ons werk te kunnen doen.
J – De invloed van geheime diensten zoals de AIVD op onze samenleving wordt steeds groter, ik denk dat die diensten best wel zouden willen dat er ook meer informatie uit de gevangenissen komt. Wat doe je als bgv’er als je kennis hebt van bijvoorbeeld een terroristisch complot? Wijkt het ambtsgeheim dan?
V – Ja dat weet je niet, dat zijn van die technische vragen, daar kan je niet zomaar een antwoord op geven. Waar het ons vooral om gaat is dat je in gesprek komt met gedetineerden. En vanuit ons perspectief kunt behoeden voor een volgende fout. Dat zien gedetineerden ook wel, die gebruiken ons niet in dat opzicht. Wij zijn heel kostbaar voor die gedetineerden, ze doen alles om ons uit de wind te houden. Soms zitten er in een meditatiegroep een of twee te kloten. Die worden dan gecorrigeerd door andere gedetineerden- je moet niet aan die geestelijke verzorger komen. Die moet je koesteren. Maar we laten ons ook niet meenemen in hun verhaal. Daar worden onze geestelijke verzorgers ook in getraind, om het scherp te houden.
J – Om te voorkomen dat ze zeggen: dit is er een van ons?
V – We noemen dat afstand en nabijheid. Je gaat niet op in die ander. Niet over een grens heen gaan. Natuurlijk zijn er gedetineerden die dat proberen, er zitten lepe jongens onder. Soms komt het wel voor dat een geestelijke verzorger wordt overgeplaatst omdat hij of zij een gedetineerde kent vanuit andere situaties. Voor beiden is dat niet handig.
J – Bewaakte jij dat vanuit jouw positie, had je daar zicht op?
V – Ja, redelijk goed. Sowieso werken geestelijke verzorgers in een team en werken op basis van vertrouwen met elkaar. De verzorgers praten veel met elkaar, wat doe je in bepaalde situaties. En ook in de sfeer van transparantie, onze mensen zijn enorm transparant naar elkaar in wat ze meemaken en doen. Dat kan ook omdat we een veilige situatie bieden, dat ze dingen op tafel kunnen leggen. Bij twijfel bellen we met elkaar. Een keer in de twee maanden hebben we werkoverleg, dan praten we alleen maar over wat er gebeurt in de gevangenis. Waar sta je, wat heb je meegemaakt.
J – Merk je wel eens opbloeiende sympathieën tussen een boeddhistische geestelijke verzorger en een gedetineerde?
V – Ja dat merk ik wel. Dan zeg ik er ook wat van. Je mag elkaar best wel aardig vinden…
J – Maar wel de sleutels in je broekzak houden.
V – Dat zeker, ja. Dat is leuk dat je dat zegt. Laatst was er een incident binnen een ander clubje, niet het mijne, er gebeurde iets wat eigenlijk niet kan. Daar word je op aangesproken. Door de hele gevangenis hangen ook camera’s, ze zien heel veel van wat je doet. In dat opzicht is het ook wel big brother is watching you. Er zijn genoeg ogen en oren om je heen die in de gaten houden hoe je het doet. Ik ben heel tevreden over de mensen die nu al 6 of 7 jaar hier werken. De oudgedienden en verzorgers die pas later aan de bak zijn gegaan. Maar nog steeds komen die oudgedienden, zoals Jacco en Meindert, zaken tegen waarvan ze zich afvragen: wat moet ik hier mee? Ze weten niet hoe de reactie is van degene die het betreft. Dat houdt ze ook scherp en de anderen kunnen daar op meeliften. Ze leren ook heel erg van en met elkaar.
J – Wat is dat dan, ‘wat moet ik hier mee?’
V – Bijvoorbeeld, als bgv’er mag je nog even mee naar buiten met gedetineerden die hun straf hebben uitgezeten, 1 of 2 keer. Hoe, waar en onder welke condities ga je dat doen. Er was laatst een gedetineerde die was heel erg ziek, ging dood. Hoe ga je daar mee om? Als hij overgeplaatst wordt naar een ziekenhuis buiten? Je hebt familiekwesties, dat de echtgenote of de moeder komt te overlijden. Of begeleid proefverlof- dan gaat soms een gv’er mee naar buiten. Dat gebeurt ook. Het zijn allemaal dingen die niet vanzelfsprekend zijn, die ook een bepaald risico met zich meebrengen, dat moet je ook weten in te schatten, je kunt niet alles uit een boekje halen. Ook gevangenissen zijn verschillend. Qua personeel, qua bevolking. En wat kan je als geestelijk verzorger aan. Trek je dit, dit soort processen zijn soms belastend. Je kunt wel een goede wil hebben, maar kan je het ook?
J – Eigenlijk is dit nog steeds een experiment.
V – Dat blijft het, dat moet het ook blijven. Volgens mij is dit werk niet dicht te timmeren. Echt niet. Je leert natuurlijk in de loop der jaren maar het is niet in beton gegoten, net zomin als jouw en mijn leven. Je moet eigenlijk in staat zijn om het steeds opnieuw aan te gaan. Er is ook geen dag hetzelfde in die gevangenis, hoor ik uit verhalen. Het blijft heel erg: acteer op wat er is op dat moment. Dat is de uitdaging van dit werk.
J – Jullie zijn ook actief buiten de gevangenis.
V – In Rotterdam hebben we een project met en voor ex-gedetineerden, de heilige boontjes. Allemaal nieuwe dingetjes proberen, kijken, en je moet ook mensen hebben die het kunnen. Niet iedereen is daar geschikt voor, het is toch heel bijzonder werk.
J – Je zei in een artikel: kom eens van dat kussen af. Zijn er daar wel genoeg van om bijvoorbeeld met ouderen of ex-gedetineerden bezig te gaan?
V – Dat groeit heel langzaam. Ze staan niet met honderden in een rij, om het zo te zeggen. Ik vind dat wel teleurstellend maar je kunt het ook niet forceren. Ik ben iemand die graag iets doet in de wereld. Ik vind kloosters ook leuk, maar waar het om gaat is dat je buiten iets doet. Dat zeg ik ook tegen mensen- je kunt hier binnen wel heilig willen zijn maar buiten gebeurt het. Ik leerde dat in een klooster van het San Francisco Zen center- de abt daar zei altijd ‘als je iets wilt leren over compassie, ga dan naar een hospice toe. Daar doen we hier niet aan in het klooster.’ Hun hospice was er alleen voor daklozen, in die tijd was er een aidsexplosie in San Francisco, je kon ze als het ware zo van de straat rapen. Mensen die volstrekt gedesillusioneerd waren, geen vertrouwen meer hadden in de mensheid. En daar moest je dan naast gaan zitten. Zegt zo’n iemand tegen me- zo, kom je ook je zieltje witwassen door naast mij te komen zitten. Ik wil gewoon dat het boeddhisme op straat komt, buiten. En dan niet met een straatretraite, want dat vind ik ook niks. Maar gewoon door actief iets te doen.
Ik heb ook een nieuw project- boeddhistisch vormingsonderwijs. Begint volgend jaar.
J – Ik dacht dat je zou stoppen met dit soort dingen.
V – Een wolf verliest wel z’n haren maar niet z’n streken, zeggen ze. Dat onderwijs is net weer politiek afgekaart. We hebben 2 soorten scholen in Nederland- bijzondere en openbare. Openbare zijn neutraal. Formeel wordt er geen godsdienstonderwijs gegeven. Al enkele jaren is er een stichting die godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs faciliteert voor openbare lagere scholen. Wij gaan daar volgend jaar ook bij aansluiten. En dan krijg je dus boeddhistisch vormingsonderwijs. Die scholen mogen het niet zelf geven, want ze zijn neutraal. Elk voorjaar krijgen alle openbare scholen een brief, met het programma voor het dit jaar, en dan kunnen ouders zeggen of ze het leuk zouden vinden als hun kinderen boeddhistisch vormingsonderwijs zouden krijgen. Dat onderwijs vindt plaats vanuit de belevingswereld van kinderen, we gaan dus niet praten over de vier edele waarheden. Het uitgangspunt is het leven van kinderen, daar zou ook meditatie in kunnen passen. We doen nu al mee op drie scholen, waar ook alle andere stromingen aan meedoen.
J – Toch sluipt dan de religie en godsdiensten de openbare scholen binnen, staat dat niet haaks op openbaar onderwijs?
V – Nee. Het gebeurt ook met toe- en instemming van de ouders. Het is ook een beetje maatschappijleer, burgerschapskunde, dat zit er ook in. Maar het gaat mij er vooral om, we hebben veel gedoe in de wereld, dat religies elkaar het leven zuur maken, dat met dit project kinderen op lagere scholen met verschillende achtergronden ook gewoon met elkaar om kunnen gaan. In dit centrum doen we dat ook. Er zijn heel veel scholen die hier binnen komen. Soms hebben ze een themaweek over wereldreligies. Dan vertellen we iets over het leven van de Boeddha en mediteren ook. Dat vinden ze reuze interessant. Het is ook heel leuk. Er zijn ook hele leuke programma’s voor.
J – Zullen we maar stoppen? Het zou een afscheidsverhaal worden, toch.
V – Ja dat is goed.