Over de troost van vergankelijkheid en de vergankelijkheid van troost.
Leerling: Vergankelijkheid is een zegen.
Meester Nitwit: Hoezo?
Leerling: Zelfs de ergste gedachte is zo voorbij.
Meester: Maar daar is de volgende alweer.
Leerling: Verdraaid.
Leerling: Vergankelijkheid is een zegen.
Meester: Hoezo?
Leerling: Zelfs de ergste gedachte is zo voorbij.
Meester: Maar daar is ze voor de zoveelste keer.
Leerling: Verdraaid.
Leerling: Vergankelijkheid is een zegen.
Meester: Hoezo?
Leerling: Zelfs de ergste gedachte is zo voorbij.
Meester: De fijnste ook.
Leerling: Verdraaid.
Leerling: Vergankelijkheid is een vloek.
Meester: Hoezo?
Leerling: Zelfs de fijnste gedachte is zo voorbij.
Meester: De ergste ook.
Leerling: Verdraaid.
Leerling: Vergankelijkheid is een vervloekte zegen.
Meester: Hoezo?
Leerling: Iedere gedachte is zo voorbij.
Meester: Deze ook.
Leerling: Verdraaid.

