Eerst was ik ongelukkig omdat ik alles had.
Toen was ik ongelukkig omdat ik de controle over mijn benen kwijtraakte, kon mij de rest schelen.
Toen was ik ongelukkig omdat ik de controle over mijn armen kwijtraakte, konden mij die benen schelen.
Toen was ik ongelukkig omdat ik de controle over mijn stem kwijtraakte, konden mij die armen schelen.
Toen was ik ongelukkig omdat ik doof werd, kon mij die stem schelen.
Toen was ik ongelukkig omdat ik blind werd, kon mij die doofheid schelen.
Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn verstand begon te verliezen, kon mij die blindheid schelen.
Ten slotte was ik mijn verstand kwijt en kon het me allemaal niets meer schelen.