Hoe het voelt om niet te weten.
Beste Hans,
In je boek Niet-Weten voor nitwits schrijf je: Wie niet twijfelt, zoals ik, is absoluut zeker. Absoluut zeker van absoluut niets. Op een of andere manier is dat zinnetje in mijn hoofd blijven hangen. Het resoneert in mij, alsof je iets belangrijks zegt of raakt, maar nu ik het opschrijf begin ik toch te twijfelen. Is het wel zo bijzonder? Misschien bedoelde je alleen dat je nergens zeker van kunt zijn, dat alles meer of minder waarschijnlijk is? In dat geval komt het neer op een bestaande filosofie, het probabilisme. Dat maakt jou tot een filosoof, een probabilist, in plaats van de agnost, de filasoof, de dwijze die je zegt te zijn.
Beste Mees,
Met ‘absoluut zeker van absoluut niets’ bedoel ik niet dat ik ergens absoluut zeker van ben of overal absoluut zeker van. Ik bedoel er niet mee dat ik absoluut zeker ben dat je nergens absoluut zeker van kunt zijn, wat inderdaad probabilistisch of sceptisch zou zijn. Ik bedoel ermee dat mijn absolute zekerheid geen inhoud of object heeft en geen rechtvaardiging kent, zoekt of behoeft. Ze is er gewoon. Ongezocht en ongevraagd. Onberedeneerd en onberedeneerbaar.
Mees: Wat is zekerheid zonder inhoud?
Hans: De zekerheid van niet-weten is de zekerheid van iemand zonder antwoorden of vragen. De zekerheid van iemand die niet meer bang is dat hij iets mist of over het hoofd ziet. De zekerheid van iemand die niets meer te verdedigen of te verbergen heeft. De zekerheid van iemand die niet meer zoekt.
Mees: Wat hou je dan over?
Hans: De zekerheid van iemand die niets meer over heeft.
Mees: Geen God? Geen geloof? Geen wijsheid? Geen non-dualiteit? Geen eenheid? Geen verlichting?
Hans: En geen goddeloosheid, geen ongeloof, geen dwaasheid, geen dualiteit, geen onwetendheid.
Mees: Betekent ‘absoluut zeker van absoluut niets’ dat je zelfverzekerd bent?
Hans: Nee, zelfverzekerdheid is heel wat anders. In de omgang met mijn medemens ben ik, behalve bij mijn lief, nog even onhandig en onzeker als vroeger. Schuw, verlegen, kwetsbaar, weerloos. Meer dan vroeger, omdat ik me er niet langer tegen verzet.
Mees: Als ik me een voorstelling probeer te maken van absolute zekerheid over absoluut niets, krijg ik een voorgevoel van absolute rust, absolute vrede, absoluut geluk.
Hans: Dan voorvoel je niet wat ik voel. Mijn gemoed is nooit vrij van woelingen. Soms ben ik rustig, soms druk, nu eens vredig, dan weer verstoord, het ene moment gelukkig, het andere verdrietig – netjes na elkaar of alles door elkaar. Maar wat er ook gebeurt, diep van binnen zit ik zachtjes te spinnen.
Mees: Ingewikkeld hoor.
Hans: Het probleem is dat het zo eenvoudig is. Net als met de lege leer, iedere uitleg is overbodig. Je bent absoluut zeker of je bent het niet. En je zit er zachtjes bij te spinnen of niet. Nu, op dit moment. Dat hoeft niemand je te vertellen, je merkt het meteen. Je bent vervuld. Vol van leegte. Klaar.
Mees: En dan?
Hans: Zeg dat wel.
Mees: Geen plannen?
Hans: Bij de dag leven, bij de dag sterven. Is dat een plan?
Mees: Is je leven voor je gevoel voltooid?
Hans: Ja.
Mees: Zou je het erg vinden om dood te gaan?
Hans: Nee.
Mees: En als je het toch erg zou vinden?
Hans: Tja.