Beste Hans,
Ken jij de Woorden van de Oude Cheng? Deze tekst, vertaald uit het Frans door wijlen Alexander Smit, leerling van Nisargadatta Maharaj, ademt dezelfde sfeer als jouw Linji Lu.
De Oude Cheng noemt het Uiteindelijke – het Onnoemelijke dat overal voorbij gaat en alles overstijgt, het Ene dat alles in zich draagt – de Oorspronkelijke Geest. Hoe noem jij het Uiteindelijke?
Beste Leon,
Na jaren van navelstaren en kennis vergaren teneinde het Uiteindelijke te ontwaren steek ik uiteindelijk nergens mijn hand meer voor in het vuur. Woorden zoals het Ene of de Oorspronkelijke Geest gebruik ik daarom nooit, behalve om ze te bevragen, maar dat doe ik dan ook graag.
Leon: Wat bedoel jij dan met niet-weten?
Hans: Als ik het over niet-weten heb bedoel ik alleen maar dat ik het, als het erop aankomt, allemaal niet meer weet. ‘Dat wat overal aan voorbij gaat’ is ook aan mij voorbij gegaan. Het moest wel. ‘Dat wat alles overstijgt’ is ook voor mij te hoog gegrepen. Per definitie.
Leon: Wat is dan jouw definitie van transcendentie?
Hans: ‘Wat in de lucht hangt’ is mijn definitie van transcendentie. Ik weet niet hoe het voor jou is maar voor mij hangt alles in de lucht. Vandaar dat het zo leeg is in mijn bovenkamer.
Leon: Ik dacht dat jij het Uiteindelijke de Weetnietgeest zou noemen.
Hans: De weetnietgeest heeft niets te melden over het Uiteindelijke.
Leon: Bedoel je dat het Uiteindelijke niet bestaat?
Hans: Nee, ik bedoel niet dat het Uiteindelijke niet bestaat of dat het Uiteindelijke toch bestaat of dat het Uiteindelijke bestaat en niet bestaat of dat het Uiteindelijke bestaat noch niet bestaat of dat het Uiteindelijke voorafgaat of voorbijgaat aan bestaan en niet bestaan of dat we ons oordeel daarover voor onbepaalde tijd moeten opschorten of dat er inzake het Uiteindelijke uiteindelijk niets te zeggen valt of wat dan ook.
Ik bedoel alleen maar dat ik het uiteindelijk allemaal niet weet. En dat ik daar vrede mee heb natuurlijk, grote vrede.
Grote vrede vinden in hetzelfde niet-weten dat mij zowat een halve eeuw grote vrees aanjoeg, Begeisterung vinden in mijn verbijstering, thuiskomen in den vreemde – mij is dat Uiteindelijk genoeg. Mij is dat uiteindelijk Genoeg.
Leon: Mij lijkt dat niet de Oorspronkelijke Geest.
Hans: Ik noem het mijn weetnietfeest.