Eerste van twaalf dwaalteksten over geestelijke armoede.
Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Dit beroemde vers, het derde uit het vijfde hoofdstuk van het Evangelie volgens Mattheüs, is de eerste van de zogeheten zaligsprekingen of zaligheden in de Bergrede van Jezus. In het Latijn klinkt het nog geheimzinniger:
Beati pauperes spiritu, quoniam ipsorum est regnum caelorum.
Het lijkt een toverspreuk voor de armen van geest maar het is een onttoverspreuk voor de rijken van geest, zoals gauw genoeg zal blijken.
Voor zover bekend sprak Jezus geen Nederlands, we moeten maar aannemen dat de vertaling de oorspronkelijke lading dekt. Jezus sprak waarschijnlijk ook geen Latijn, dat deden de Romeinen. Wat Hij wel sprak is niet zeker; Aramees, Hebreeuws, een potje Grieks misschien?
Zalig zijn de armen van geest, ze weten niet welke taal Jezus sprak.
Wat Jezus gezegd heeft is ook niet zeker, dat is pas decennia na zijn verscheiden opgeschreven door anderen, die zich allemaal wat anders herinnerden. Misschien was Jezus slechts het haakje waaraan de evangelisten hun eigen boodschap ophingen, zoals ik hun woorden hier gebruik om mijn lege boodschap aan op te hangen.
Zalig zijn de armen van geest, ze weten niet wat Jezus gezegd heeft.
Wie niet weet welke taal Jezus sprak of wat Hij precies gezegd heeft, laat staan wat Hij daarmee bedoelde, heeft weinig reden om op de kansel te gaan staan, of op zijn strepen.
Wie niet weet heeft nooit gelijk en hoeft het nergens te halen. Hij heeft nooit ongelijk en hoeft het aan niemand te bekennen.
Zalig zijn de armen van geest, ze weten niet beter.
Hoewel niemand weet wat Jezus echt gezegd heeft, weten we wel wat Jezus volgens Nederlandse vertalers volgens Mattheüs, hoofdstuk 5 vers 3-11 gezegd heeft. Die woorden staan bekend als de Zaligsprekingen:
1. Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
2. Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.
3. Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven.
4. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.
5. Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.
6. Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien.
7. Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.
8. Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
9. Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil.
Negen zaligheden slechts, iedereen die erbuiten valt heeft pech. Je kan ook zeggen: negen zaligheden, dat zijn er acht teveel. De eerste is namelijk meteen de beste, omdat hij in zijn eentje voldoende voorwaarde is voor de andere en bovendien – ieja! ieja!
Vergeef me, ik wil weer eens sneller dan Ezel, zo noem ik het geweten van niet-weten. Dan gaat ze altijd balken, en van balken komen kruizen of ze komen in je oog, vraag maar aan Jezus.