Over het verschil tussen scepticisme, hyperscepticisme, pyrronisme en niet-weten.
“Als je me vraagt of er geen andere wereld bestaat, of dat hij zowel bestaat als niet bestaat, of noch bestaat noch niet bestaat; of er wezens zijn die overgaan, of dat die er niet zijn, of zowel zijn als niet zijn, of zijn noch niet zijn; of de Tathagata voortleeft na de dood, of niet, of beide, of geen van beide – zou ik het dan zeggen? Ik denk het niet. Zo denk ik niet. Ik denk niet anders. Ik denk niet niet. Ik denk niet niet niet.”
Deze ontwijkende zinnen van de radicale Indiase scepticus Sanjaya vind je halverwege de Samannaphala Sutta in de paragraaf Evasion (https://www.dhammatalks.org/suttas/DN/DN02.html).
Zoals we zometeen zullen zien, doen de standaardzinnen van Sanjaya het ook goed in de context van een radicaal niet-weten. Best raar eigenlijk. Niet-weten is toch zeker geen scepticisme?
Wat is scepticisme?
Scepticisme is de niet-lege kenleer dat we niets weten en niets kunnen weten. Het is ook een wijsgerige methode, namelijk die van de systematische twijfel en de principiële opschorting van ieder oordeel.
Door hun oordelen voor onbepaalde tijd uit te stellen (epoché, in het Grieks), menen sceptici bepaalde pragmatische, morele en spirituele doelen te kunnen bereiken. Het vermijden van eenzijdigheid en vooringenomenheid. Het vermijden van ruzie, strijd, oorlog. Het vermijden van geestelijke verwarring en innerlijke onrust.
Scepticisme is de kunst van het ontwijken, ontduiken, ontlopen, ontglippen, ontvluchten, ontkomen. Uit de greep van de stelligheid blijven. Sceptici zijn ontsnappingskunstenaars, al is hun ontsnappingsnelheid meestal te gering om aan de zwaartekracht van het scepticisme zelf te ontsnappen.
Eerst wekte hun draaikonterij ergernis onder boeddhisten. In de Pali-canon worden sceptici nog vergeleken met kronkelende palingen en dat was niet bedoeld als compliment.
In de tweede eeuw van onze jaartelling zou de mahayanaboeddhist Nagarjuna, de filosoof van de leegte en een meester in de tetralogica, het kronkelen perfectioneren en aanprijzen als de Madhyamaka, de Weg van het Midden.
Zoals Pyrrho van Elis al leerde, die het mogelijk van de Indiërs had, schiet het scepticisme zichzelf in de rug. Als alles betwijfeld moet worden dan ook de twijfel. Als er geen kennis mogelijk is, dan ook niet over de vraag of er kennis mogelijk is.
Pyrrho’s non-leer, in aanleg leeg, wordt pyrronisme genoemd; je zou het ook hyperscepticisme kunnen noemen. Iemand als Pyrrho, die zelfs sceptisch staat tegenover het scepticisme, heet dan een hyperscepticus.
Ik kan de verleiding niet weerstaan om het hyperscepticisme te omschrijven in de woorden van de hyperscepticus Sanjaya. Daarvoor moeten we het scepticisme wel eerst reduceren tot de uitspraak dat kennis niet bestaat. Dan krijg je dit:
Als je me vraagt of kennis bestaat, als ik denk dat kennis bestaat, of niet bestaat, of zowel bestaat als niet bestaat, of noch bestaat noch niet bestaat – zou ik het dan zeggen? Ik denk het niet. Zo denk ik niet. Ik denk niet anders. Ik denk niet niet. Ik denk niet niet niet.
Inderdaad, dan ben je wel uitgepraat.
Wat is niet-weten?
Niet-weten is geen scepticisme of hyperscepticisme. Het is geen leer of hyperleer. Het is geen methode of antimethode. Het is geen ontsnappingskunst. Het is geen principiële opschorting van ieder oordeel.
Niet-weten heeft geen oogmerk, pragmatisch noch moreel noch spiritueel. Het stelt niets voor, in iedere zin van het woord.
Niet-weten betekent alleen maar dat je nu, op dit moment, constateert dat je iets niet weet. Dat je niet bereid bent er je hoofd onder te verwedden dat iets dit of juist dat is, zus maar niet zo.
En, op de achtergrond, dat het al best lang geleden lijkt dat je bereid was ergens je hoofd onder te verwedden. Jeetje, wanneer was dat ook alweer, waar ging dat over?
En, op de achtergrond van de achtergrond, dat het al verdomd lang geleden lijkt dat je koortsachtig op zoek was naar iets om je hoofd onder te verwedden. Waarom ook weer, wat deed er zo zeer?
Een agnost zegt nu niets, mét woorden of zonder, omdat hij nu niets te zeggen weet. Of dat straks nog steeds het geval is ziet hij dan wel weer.
Tegen minder weten in
. De hypersceptische slotzinnetjes van Sanjaya zijn in de context van agnose niet te verbeteren, nou ja, nauwelijks.
Ze moeten natuurlijk wel uitdrukking geven aan de ontsteltenis van de agnost over de stelligheden die hem de hele dag ongevraagd invallen, onder ogen en ter ore komen. Daarvoor zijn een paar kleine aanpassingen nodig, en, dachterlijk als ik ben, maak ik er een pentalogisch* gedacht van.
* pentalogica: vijfwaardige (psycho)logica waarin je ofwel ja zegt tegen een gedachte, ofwel nee, ofwel ja en nee, ofwel ja noch nee, ofwel tja.
Hoe ik niet-denk
Soms denk ik, ja
Soms denk ik, nee
Soms denk ik, ja en nee
Soms denk ik, ja noch nee
Heel eventjes maar
Moet ik het dan zeggen?
Ik denk het niet
Zo denk ik niet
Ik denk niet anders
Ik denk niet niet
Ik denk niet niet niet
Maar hoe dan wel?
Dat gaat van, tja
Wat zal ik zeggen
Zal ik het zeggen?
Ik denk het haast
Dat ik zo denk
Ik kan niet anders
Kan ik nog anders?
Soms denk ik, ja
Soms denk ik, nee
Soms denk ik, ja en nee
Soms denk ik, ja noch nee
Heel eventjes maar
Dit soort dingen hoor ik mezelf keer op keer zeggen, en ik hoor mezelf keer op keer lachen omdat ik tegen minder weten in toch weer probeerde iets te zeggen.
En dan barst ik opnieuw uit elkaar van vreugde, uitdijend als een supernova in de ont-stellende ruimte van niet-weten, of hoe het hier ook mag heten.