Hoe de Diamantsoetra afrekent met de bodhisattvagelofte, dana, lichamelijke kenmerken van een boeddha, de gelijkenis van het vlot en de dharma.
Gisteren heb je kennis kunnen maken met de Diamantsoetra van de Weidsheid voorbij alle Wijsheid. Ik presenteerde die als een deconstructie van de originele Diamantsoetra, die zelf een deconstructie is van het toenmalige boeddhisme.
Hieronder laat ik zien hoe zo’n deconstructie van een deconstructie in zijn werk gaat. Het resultaat is opnieuw taai als oud leer, maar dat is nou eenmaal het eerste en zekerste van de tweeëndertig waarmerken van de dharma.
Omdat het me vooral om de werkwijze gaat, beperk ik me tot de eerste vijf inhoudelijke hoofdstukken (3-7), dat zal voor de meesten al teveel zijn.
Van iedere hoofdstuk geef ik eerst de oorspronkelijke tekst en dan een opsomming van alle lege wezens, verschijnselen en leerstellingen daarin.
Bron: De Diamantsoetra: de wereld opnieuw begrijpen (Mu Soeng, 2002).
3. De bodhisattvagelofte
De Boeddha zei tot Subhuti: ‘Alle bodhisattva-mahasattva’s die meditatie beoefenen, moeten slechts één gedachte koesteren: Als ik de hoogste verlichting bereik, zal ik alle voelende wezens, in welke bestaanswereld binnen het universum ze ook leven, bevrijden, ongeacht of ze nu uit een ei, uit een baarmoeder, uit vocht of op miraculeuze wijze zijn geboren, of zij nu vorm of geen vorm bezitten, of ze nu beschikken over waarnemingsvermogen, geen waarnemingsvermogen of geen van beide.
Zolang er voelende wezens bestaan, zal ik ervoor zorgen dat ze de eeuwige vrede van het nirwana, het nirwana dat zonder overblijfsel is, kunnen binnengaan en zo de staat van uiteindelijke bevrijding bereiken.
En toch, hoewel er een onmeetbaar, ontelbaar en onbegrensd aantal voelende wezens bevrijding heeft bereikt, heeft waarlijk geen voelend wezen bevrijding bereikt. En waarom niet?
Omdat geen enkele bodhisattva die zulke gedachten aan een zelf, een persoon, een wezen of een voortlevende entiteit koestert een echte bodhisattva is. Derhalve zijn er geen voelende wezens die bevrijd moeten worden en is er geen zelf dat de hoogste verlichting bereikt.’
3.1
Alle wezens zijn leeg, dus ook de Boeddha.
Dus ook Subhuti.
Dus ook alle bodhisattva-mahasattva’s.
Dus ook alle voelende wezens.
3.2
Alle verschijnselen zijn leeg, dus ook meditatie en het beoefenen daarvan.
Dus ook gedachten aan bevrijding en het koesteren daarvan.
Dus ook de hoogste verlichting en het bereiken daarvan.
Dus ook het bevrijden.
Dus ook het nirwana zonder overblijfsel, de eeuwige vrede daarvan en het binnengaan ervan.
Dus ook de staat van uiteindelijke bevrijding en het bereiken daarvan.
Dus ook gedachten aan een zelf, een persoon, een wezen en een voortlevende entiteit en het koesteren daarvan.
3.3
Alle leerstellingen zijn leeg, dus ook de leerstelling dat alle bodhisattva-mahasattva’s die meditatie beoefenen slechts één gedachte moeten koesteren: de bodhisattva-gelofte.
Dus ook de leerstelling dat waarlijk geen voelend wezen bevrijding heeft bereikt, ook al heeft een onmeetbaar aantal voelende wezens bevrijding bereikt.
Dus ook de leerstelling dat geen enkele bodhisattva die gedachten aan een zelf, een persoon, een wezen of een voortlevende entiteit koestert, een echte bodhisattva is.
Dus ook de leerstelling dat er derhalve geen voelende wezens zijn die bevrijd moeten worden en geen zelf is dat de hoogste verlichting bereikt.
3.4
Ook de leerstelling dat alle wezens, verschijnselen en leerstellingen leeg zijn, is leeg.
4. Dana
‘Bovendien, Subhuti in de beoefening van vrijgevigheid zal een bodhisattva niet hechten aan een object. Hij of zij zal vrijgevigheid beoefenen zonder te hechten aan een visueel object, aan geluid, aanraking, smaak, geur of opkomende gedachten. Op deze manier, Subhuti, zal een bodhisattva vrijgevigheid beoefenen zonder te hechten aan een teken. Waarom?
Als een bodhisattva vrijgevigheid beoefent zonder te hechten aan een teken, dan is de omvang van zijn of haar verdiensten niet te bevatten. Subhuti, wat denk je, kun je de ruimte naar het oosten opmeten?’
‘Nee, O Alomgeëerde, dat kan ik niet.’
‘Subhuti, kun je de ruimte naar het zuiden, westen, noorden, naar boven of naar beneden opmeten?’
‘Nee, O Alomgeëerde, dat kan ik niet.’
‘Subhuti, zo ook is het met de verdiensten van een bodhisattva die vrijgevigheid beoefent zonder aan tekenen vast te houden; zij zijn onmeetbaar gelijk de ruimte. Subhuti, een bodhisattva zal eenpuntig volharden in deze instructie.’
4.1
Alle wezens zijn leeg, dus ook Subhuti.
Dus ook de Alomgeëerde.
Dus ook de bodhisattva’s.
4.2
Alle verschijnselen zijn leeg, dus ook vrijgevigheid en de beoefening daarvan.
Dus ook visuele objecten, geluiden, aanrakingen, smaken, geuren, opkomende gedachten en het hechten daaraan.
Dus ook tekens.
Dus ook verdiensten en de omvang daarvan en het niet bevatten ervan.
Dus ook ruimte en de onmeetbaarheid daarvan.
Dus ook instructies en eenpuntige volharding daarin.
4.3
Alle leerstellingen zijn leeg, dus ook de leerstelling dat een bodhisattva in de beoefening van vrijgevigheid eenpuntig zal volharden in de instructie niet te hechten aan een visueel object, aan geluid, aanraking, smaak, geur of opkomende gedachten of andere objecten of tekens.
Dus ook de leerstelling dat de omvang van zijn of haar verdiensten dan niet te bevatten zal zijn, onmeetbaar gelijk de ruimte.
4.4
Ook de leerstelling dat alle wezens, verschijnselen en leerstellingen leeg zijn, is leeg.
5. Lichamelijke kenmerken
‘Subhuti, denk je dat het mogelijk is een Tathagata te herkennen aan de lichamelijke kenmerken?’
‘Nee, O alomgeëerde. En waarom niet? Omdat wanneer de Tathagata over lichamelijke kenmerken spreekt, hij spreekt over het niet-bezitten van niet-kenmerken.’
De Boeddha zei tot Subhuti: ‘Alles wat een vorm bezit is misleidend. Als de misleidende natuur van vorm is herkend, is de Tathagata herkend.’
5.1
Alle wezens zijn leeg, dus ook Subhuti.
Dus ook de Boeddha.
Dus ook de Tathagata.
5.2
Alle verschijnselen zijn leeg, dus ook het herkennen van de Tathagata.
Dus ook lichamelijke kenmerken en het bezitten daarvan.
Dus ook niet-kenmerken en het niet-bezitten daarvan.
Dus ook alles wat een vorm bezit.
Dus ook vorm, het bezitten daarvan en de misleidende natuur ervan.
5.3
Alle leerstellingen zijn leeg, dus ook de leerstelling dat het niet mogelijk is een Tathagata te herkennen aan de lichamelijke kenmerken.
Dus ook de leerstelling dat de Tathagata spreekt over het niet-bezitten van niet-kenmerken als hij spreekt over lichamelijke kenmerken.
Dus ook de leerstelling dat alles wat een vorm bezit misleidend is.
Dus ook de leerstelling dat de Tathagata is herkend als de misleidende natuur van vorm is herkend.
5.4
Ook de leerstelling dat alle wezens, verschijnselen en leerstellingen leeg zijn, is leeg.
6. De gelijkenis van het vlot
Subhuti sprak tot de Boeddha: ‘O Alomgeëerde, zullen er in de toekomst mensen zijn die, wanneer ze deze leringen horen, er oprecht geloof en vertrouwen in hebben?’
De Boeddha zei: ‘Subhuti, spreek niet zo. Vijfhonderd jaar na het heengaan van de Tathagata zullen er mensen zijn die morele zelfdiscipline hebben beoefend en zo over voldoende verdiensten beschikken. Zij zullen, wanneer ze deze woorden horen, hun waarheid begrijpen.
Je moet weten dat dergelijke mensen hun verzameling van verdiensten niet hebben gecreëerd bij slechts één, twee, drie, vier of vijf boeddha’s, maar bij ontelbare boeddha’s. Als zij deze woorden horen en, al is het maar gedurende één tel, zuiver en helder vertrouwen opwekken, dan zal de Tathagata ze opmerken en hun onmetelijke hoeveelheid verdiensten herkennen. Waarom?
Omdat deze mensen vrij zijn van het idee van een zelf, een persoon, een wezen of een voortlevende entiteit; ze zijn vrij van het idee van zowel een dharma als een niet-dharma. En waarom?
Omdat als ze het idee van een dharma koesteren, ze nog steeds gehecht zijn aan een zelf, persoon, een wezen of een voortlevende entiteit. Omdat als ze het idee van een niet-dharma koesteren, ze nog steeds gehecht zijn aan een zelf, persoon, een wezen of een voortlevende entiteit.
Koester daarom niet het idee van een dharma noch van een niet-dharma. Daarom verkondigt de Tathagata altijd: ‘O bhikshu’s, weet dat mijn leringen vergeleken moeten worden met een vlot. Zelfs een dharma moet worden opgegeven, des te meer een niet-dharma.”
6.1
Alle wezens zijn leeg, dus ook Subhuti.
Dus ook de Boeddha.
Dus ook de Tathagata.
Dus ook bhikshu’s.
Dus ook toekomstige mensen.
Dus ook ontelbare boeddha’s.
6.2
Alle verschijnselen zijn leeg, dus ook de toekomst.
Dus ook oprecht geloof.
Dus ook zuiver en helder vertrouwen en het opwekken daarvan.
Dus ook het heengaan van de Tathagata.
Dus ook morele zelfdiscipline en het beoefenen daarvan.
Dus ook verdiensten, het creëren daarvan, het verzamelen ervan, het beschikken erover, het opmerken ervan en het herkennen ervan.
Dus ook woorden en het horen daarvan.
Dus ook waarheid en het begrijpen daarvan.
Dus ook het idee van een zelf, een persoon, een wezen of een voortlevende entiteit, het gehecht zijn daaraan en het vrij zijn ervan.
Dus ook het idee van een dharma en een niet-dharma, het koesteren daarvan, het opgeven ervan en het vrij zijn ervan.
Dus ook leringen, het verkondigen daarvan en het vergelijken ervan met een vlot.
6.3
Alle leerstellingen zijn leeg, dus ook de leerstelling dat er vijfhonderd jaar na het heengaan van de Tathagata mensen zullen zijn die morele zelfdiscipline hebben beoefend en zo over voldoende verdiensten beschikken.
Dus ook de leerstelling dat deze mensen, wanneer zij deze woorden horen, hun waarheid zullen begrijpen.
Dus ook de leerstelling dat deze mensen hun verzameling van verdiensten niet hebben gecreëerd bij slechts één, twee, drie, vier of vijf boeddha’s, maar bij ontelbare boeddha’s.
Dus ook de leerstelling dat als zij deze woorden horen en, al is het maar gedurende één tel, zuiver en helder vertrouwen opwekken, de Tathagata ze zal opmerken en hun onmetelijke hoeveelheid verdiensten zal herkennen.
Dus ook de leerstelling dat deze mensen vrij zijn van het idee van een zelf, een persoon, een wezen of een voortlevende entiteit, en vrij van het idee van zowel een dharma als een niet-dharma.
Dus ook de leerstelling dat ze, als ze het idee van een dharma of niet-dharma koesteren, nog steeds gehecht zijn aan een zelf, een persoon, een wezen of een voortlevende entiteit.
Dus ook de leerstelling dat je daarom niet het idee van een dharma moet koesteren, noch van een niet-dharma; dat zelfs een dharma moet worden opgegeven, des te meer een niet-dharma.
Dus ook de leerstelling dat de leringen van de Tathagata vergeleken moeten worden met een vlot.
6.4
Ook de leerstelling dat alle wezens, verschijnselen en leerstellingen leeg zijn, is leeg.
7. De dharma
‘Wat denk je, Subhuti, heeft de Tathagata de hoogste verlichting bereikt? Heeft hij iets dat hij kan verkondigen?’
Subhuti zei: ‘O Alomgeëerde, als ik de leringen van de Boeddha goed begrepen heb, heeft de Boeddha geen leer over te dragen. De waarheid is niet te bevatten en gaat alle beschrijving te boven. Het is noch een dharma, noch een niet-dharma. Waarom is dit zo? Omdat alle grote leraren verheven zijn door het ongeconditioneerde.’
7.1
Alle wezens zijn leeg, dus ook Subhuti.
Dus ook de Tathagata.
Dus ook de grote leraren.
7.2
Alle verschijnselen zijn leeg, dus ook de hoogste verlichting en het bereiken daarvan.
Dus ook de waarheid, het niet kunnen bevatten daarvan en het alle beschrijving te boven gaan ervan.
Dus ook de dharma.
Dus ook de niet-dharma.
Dus ook het ongeconditioneerde en het verheven zijn daardoor.
7.3
Alle leerstellingen zijn leeg, dus ook de leerstelling dat de Boeddha de hoogste verlichting heeft bereikt.
Dus ook de leerstelling dat hij desondanks geen leer over te dragen heeft.
Dus ook de leerstelling dat de waarheid niet te bevatten is en alle beschrijving te boven gaat.
Dus ook de leerstelling dat de waarheid noch een dharma, noch een niet-dharma is.
Dus ook de leerstelling dat alle grote leraren verheven zijn door het ongeconditioneerde.
7.4
Ook de leerstelling dat alle wezens, verschijnselen en leerstellingen leeg zijn, is leeg.