Aan het einde van mijn licht vond ik mezelf terug als tunnel.
Ansho no zen is een negatief woord voor zen op eigen houtje, voor doe-het-zelfzen, zagen we aan het begin van dit boek. Maar volgens de overlevering ging de Boeddha helemaal zijn eigen weg en trad hij in niemands voetsporen:
‘Boeddha betekent hij die ontwaakt (verlicht) is. De titel Boeddha wordt gegeven aan iemand die op eigen kracht, zonder leraar, de Dhamma (de waarheid, de natuurlijke ordening der dingen) ontdekt heeft en verlichting heeft bereikt.’
(https://nl.wikipedia.org/wiki/Gautama_Boeddha)
Dus misschien is autonomie zo slecht nog niet. Misschien is volgzaamheid niet de weg voor wie op eigen benen wil staan en zelfdenkend* wil worden. Misschien is zen op eigen houtje juist een goed begin, of al het halve werk. Voor niet-weten is het dat zeker. Ik parafraseer:
Agnost is hij die niet meer weet. Het woord agnost is van toepassing op iemand die op eigen kracht, zonder leraar, zijn weten heeft doorzien en agnose heeft bereikt.
Al zou ik niet weten wat je dan bereikt zou hebben of waarom het zo nodig op eigen kracht moet. Mij is het ook maar overkomen. En een leraar agnose is een innerlijke tegenspraak; dat moet afleraar zijn. Wees een afleraar voor jezelf.
Over eigen houtjes gesproken, toen een monnik vroeg wat boeddha is, zei Yunmen ‘een schijtstok’. Zo staat het tenminste in koan 21 van de Poortloze Poort. Met een schijtstok schraap je de stront van je kont, een scatologische metafoor voor het leegschrapen van je geest.
‘Dood de Boeddha’ is een gevleugeld woord van de mythische chanboeddhist Linji Yixuan, een oproep aan de praktiserende boeddhist om de leegte van zijn heer, zijn leer en zijn praktijk onder ogen te zien. De uitdrukking is ontleend aan Preek 34 van de Linji Lu.
In dezelfde preek roept Linji op tot het doden van alle zenpatriarchen die je tegenkomt, de arhats, je ouders, je familie en jezelf. En in Preek 55 dringt hij er bij zijn leerlingen op aan niets te geloven van wat hij zegt. Kan het duidelijker?
De meeste zenboeddhisten weten meer over zen dan ik, ook degenen die ansho no zen bedrijven. Waarschijnlijk doordat ik geen zen bedrijf. Zen is voor mij geen bedrijf en geen bedrijvigheid, hoeveel zenbedrijven de wereld ook telt.
Zen is voor mij ook geen weg, ik hoef nergens heen, wat kunnen mij andermans voetsporen schelen. Voetsporen gaan sowieso nergens heen, dat lijkt maar zo. Iedere voetafdruk is een pas op de plaats die vroeg of laat wordt uitgewist door water, weer en wind. Wees een voetspoor voor jezelf.
Op eigen kracht, zonder leraar, heb ik de lege leer ontdekt. Aan het einde van mijn licht vond ik mezelf terug als duisternis. Nieuwe maan is geen maan maar het einde van de waan. Of dat moest de nieuwe waan zijn – ik waag me er niet aan.
In het donker zie je niets, ook niet ‘de Dhamma, de waarheid, de natuurlijke ordening der dingen’. Hoe zou ik mezelf dan kunnen zien als boeddha, ontwaakt, verlicht? Hoe zou ik mezelf kunnen zien als boeddhist, slapend, onwetend? Al die woorden hebben hun betekenis verloren. Ze zeggen me niets meer, ik zeg niets meer terug, eindelijk rust.
Of je dat zen wil noemen of ansho no zen, geen-zen, onzen of waanzen, moet je zelf weten; mij is het om het even.
* Woordenboek Niet-Weten: zelfdenkend
Zelfdenkend noem je iemand die niets voor lief neemt.
Voorbeeldzinnen:
Wie niet zelfdenkend is zal nooit tot niet-weten komen.
Wie tot niet-weten is gekomen zal zich nooit zelfdenkend noemen.
Wie tot niet-weten is gekomen zal zich nooit niet-wetend noemen, voeg ik eraan toe, maar dat is geen voorbeeldzin.