Snap je mijn probleem? Mijn leraar geloof ik niet.
Beste Hans,
Als kind van een jaar of tien heb ik eens een heel bijzondere ervaring gehad die me nooit meer heeft losgelaten. Ik was ziek maar ik denk niet dat het er iets mee te maken heeft. Ik noem die ervaring mijn buikgevoel.
Gevoel is niet het goede woord maar ik weet niet hoe ik het anders moet noemen. Alles was licht en donker tegelijk was, zacht en hard, dicht en ijl, dik en dun. Alle extremen vertegenwoordigd en duidelijk aanwezig en toch niet van elkaar gescheiden.
Het zinderde als elektriciteit, zacht als dons en toch intens als de bliksem. Het was in mij en ik was daarin. Vrede, volledige helderheid, het lichaam in rust maar helemaal levend en aanwezig ondanks mijn ziekte. Het klopte precies, vraag me niet waarom of waarmee, en al wist ik niet wat het was, het voelde als thuis. Iets heerlijkers bestond er niet. Later is dat gevoel nog vaak teruggekomen, uit zichzelf, zonder dat ik er iets voor hoefde te doen.
Ik heb het jarenlang voor me gehouden omdat ik niet wist hoe ik het onder woorden moest brengen. Hoe zeg je zoiets? Op een dag zei ik tegen mijn ouders: ‘Wat ik ben, zijn jullie in essentie ook, toch?’ Het was als vraag bedoeld en hun bevestiging was heel belangrijk voor me, maar ze lachten erom. Mede door die ervaring begon ik me lichamelijk en geestelijk af te sluiten, met alle gevolgen van dien. Een verhaal op zich, maar dat doet er nu niet toe.
Als twintiger ben ik op onderzoek gegaan om erachter te komen wat dat buikgevoel nou precies was, en vooral wat ik moest doen om het terug te krijgen. Tien jaar lang deed ik niets anders dan lezen, schrijven, leraren bezoeken en nadenken.
Uiteindelijk heb ik ontdekt dat ‘ik’ er niets voor kan doen. Integendeel, ieder doen staat het in de weg, maar hoe moest ik dat weten? Wat ik wel wist, puur intuïtief, was dat ik uiteindelijk tot één punt zou komen, dat ik alles tot één punt zou kunnen herleiden. Alleen was dat punt natuurlijk geen punt, maar de leegte.
Toen ik bij die leegte was uitgekomen, heb ik dezelfde weg nog eens afgelegd, maar nu in omgekeerde richting. Vanuit de leegte zag ik dat alles diezelfde nietsheid was. Om dat te kunnen bevatten heb ik er een draai aangegeven, aan die leegte, zodat het een negatief werd van de volheid, een antiding, een onsubstantie, enfin, een hoop geredeneer en gedoe om het allemaal kloppend te krijgen en vanuit de leegte terug te kunnen keren naar de wereld.
Natuurlijk kon ik er toen helemaal niets meer mee. Ik zat te weinig in mijn lijf, te veel in mijn hoofd en ik raakte steeds verder van huis. Ik kon niets meer voelen, alleen nog maar denken, en mijn buikgevoel was compleet onbereikbaar.
Tot ik hoorde, las en uiteindelijk ook inzag dat het denken zelf gezien wordt door iets achter dat denken. Ik moest achter dat denken zien te geraken, het denken passeren door niet meer te denken, dat wil zeggen, door niets meer te weten.
Mijn laatste leraar (ik heb er al heel wat versleten), een non-dualist in hart en nieren, heeft me helpen inzien dat mijn lichaam geen object is. Ik besta, ik leef, ik ben er gewoon, hier en nu. Er is gewoon Zijn, Bestaan, Leven. Er is alleen maar Dit.
Er is een Zelf maar geen zelf, geen ‘ik’. Mijn hart slaat vanzelf, mijn longen ademen vanzelf, het lichaam regelt zichzelf, het leven leeft zichzelf, daar ben ik niet voor nodig.
Ik wil het graag geloven, maar ondertussen schuilt er in dit leven dat zichzelf schijnt te leven gewoon een klein meisje dat als kind werd uitgelachen om haar ideeën over wie ze echt was.
Mijn buikgevoel klopt, dat weet ik zeker, en toch wilde en wil ik dat een ander het herkent en bevestigt. Zo’n paradox: ik weet dat de ander eigenlijk alleen in mij bestaat. En dan toch van ‘hem’ of ‘haar’ willen horen…
Nog zo’n paradox: hoe kan ik nou zeker weten dat mijn buikgevoel klopt als ik al sinds vele jaren weet dat er niets te weten valt?
Bovendien, hoe helder het buikgevoel ook is, het komt en gaat. Volgens advaita is alles wat komt en gaat niet echt. Maar juist vanuit het kennen, als alles echt stil is in mij, als ik mijn lichaam even niet zie als een object, als het ego zich er even niet mee bemoeit of ermee aan de haal probeert te gaan, dan komt het buikgevoel vanzelf weer op. Soms blijft het zelfs even hangen maar dan begint algauw het gedoe met het ego weer, dat het veroordeelt of claimt. Al die tegenstrijdigheid. Er klopt iets niet, maar wat?
Ik weet niet of ik me duidelijk heb uitgedrukt. Snap je mijn probleem? Mijn leraar geloof ik niet. Die heeft het steeds over ‘Intimiteit’ in de zin van ‘de smaak van het Zijn dat wij delen’. Ik probeer er al jaren achter te komen of zijn Intimiteit gewoon een ander woord is voor mijn buikgevoel, maar daar komen we blijkbaar niet uit. Vandaar dat ik nu mijn pijlen op jou richt.
Alvast bedankt,
Ester
Vraag aan de lezer
Wat zou jij Ester antwoorden?