Is er wel een achterste stoel of denk je dat ook alleen maar?
Rosa: Als je naar een spannende film zit te kijken, besef je soms ineens: het is niet echt. Het is maar een film. Dan kun je ontspannen achterover gaan zitten en met genoegen naar die film kijken.
Hans: En?
Rosa: Zo is het ook met het leven.
Hans: Het leven is een film?
Rosa: En nog een slechte ook.
Hans: En daar zit jij naar te kijken.
Rosa: Ik zit te kijken naar een film van een jaartje of tachtig met mezelf in de hoofdrol. Ik identificeer me met de acteur, maar eigenlijk ben ik de toeschouwer.
Hans: Alleen de toeschouwer is echt.
Rosa: Precies.
Hans: De acteur doet maar alsof.
Rosa: Ze speelt een rol.
Hans: De rol van Rosa.
Rosa: En dat ben ik niet.
Hans: Dus?
Rosa: Kan ik voortaan ontspannen achterover zitten terwijl ik mijn leven aan me voorbij zie trekken.
Hans: Mooie film.
Rosa: Wat?
Hans: Je hebt zojuist het scenario geschreven van een film over iemand die naar een film over zichzelf zit te kijken en zich identificeert met de toeschouwer.
Rosa: Verdraaid.
Hans: Een film over het zien van een film.
Rosa: Dan zou het leven dus het zien van een film over het zien van een film zijn.
Hans: Jij zegt het.
Rosa: Niet te geloven.
Hans: En dit gesprek over het zien van een film over het zien van een film?
Rosa: Wat is daarmee?
Hans: Is dat echt?
Rosa: Verdraaid.
Hans: Je zou er duizelig van worden.
Rosa: Stom hè?
Hans: Wat?
Rosa: Je gaat één rij naar achteren en meent meteen in de achterste stoel te zitten.
Hans: De achterste stoel?
Rosa: Het ultieme perspectief op de hoogste werkelijkheid.
Hans: Dat er een ultiem perspectief op een hoogste werkelijkheid zou zijn is gewoon de volgende film.
Rosa: Verdraaid.
Hans: Zeg dat wel.
Rosa: Hoe ontsnap je aan de illusie van de achterste stoel?
Hans: Dat je eraan kunt ontsnappen is gewoon de volgende film.
Rosa: Hoe ben jij er dan aan ontsnapt?
Hans: Dat is gewoon de volgende film.
Rosa: Er is geen uitweg.
Hans: Niet als het leven een film is.
Rosa: En als het leven geen film is?
Hans: Dan ben je de pineut.