Reis naar het einde van de oneindigheid.
De mond van Meester Minder
Om met een meroniem te beginnen: ondanks zijn diminutieve naam heeft Meester Minder best een grote mond, dat is je vast niet ontgaan. Die grote mond staat voor zijn geest: bij dag een zwart gat waarin alles verdwijnt, bij nacht een wit gat waarin alles verbleekt.
Los van zijn mond heb je waarschijnlijk geen benul hoe Meester Minder eruitziet of zelfs maar óf hij eruitziet, behalve in je fantasie. Ik eerlijk gezegd ook niet. Graag had ik een recent portret van Meester Minder in dit boek opgenomen, maar ik kwam te laat op het idee. Dat zit zo.
Het imago van Meester Minder
Naarmate Meester Minder minder werd werd hij meer meester, zoals dat gaat met dwaalgidsen. Omdat hij pertinent niet op de zaken vooruit wilde lopen begon hij zich pas Meester Minder te noemen toen hij tot het formaat van een punt was geslonken, nog net zichtbaar voor het blote oog.
Ik zou je kunnen laten zien hoe hij eruit zag toen hij zichzelf nog niet Meester Minder noemde, maar dan zie je niet Meester Minder zelf maar zijn voorstadium, Meester Minder niet-zelf, een imago dat nog nimf moet worden.
Of ik kan je Meester Minder laten zien zoals hij er nu uitziet, maar dan zie je hem nog niet, want hij is inmiddels kleiner dan een kwantum, en er gaan heel wat kwanta in de punt van een zin en ontelbaar veel in het punt van een zin, wie kan dat overzien?
Het punt van Meester Minder
Voordat hij zelf volledig uit beeld verdween, of moet ik zeggen, voordat zijn ledigheid vol in beeld kwam, was Meester Minder korte tijd zo klein als de punt achter deze zin. Het zou ons daarom niet moeten verbazen als alle punten in dit boek Meester Minder voorstellen vlak voordat hij microscopisch werd.
Laten we de proef op de som nemen en de punt achter deze zin eens flink uitvergroten. Ach, kijk nou!
De neus van Meester Minder
Het eerste wat opvalt aan het portret van Meester Minder is zijn neus. Daaraan kun je zien dat het kleiner worden van Meester Minder niet geleidelijk gaat, maar kwantummechanisch, een duur woord voor sprongsgewijs, een goedkoop woord voor kwantummechanisch enzovoort.
Bij iedere sprong verliest Meester Minder zijn hoofd, hieronder weergegeven in lichtgrijs, en blijft alleen zijn neus over.
Wezenlijk gaat er daarbij niets verloren, want de neus is de meester, alleen wat kleiner. Preformationisten zaten er dus minder ver naast dan wij denken, al was het dan op een leerstoel.
Tijdens de metamorfose van de meester in zijn neus neemt zijn leegte toe zonder dat zijn vorm afneemt, een onweerlegbaar bewijs voor de non-identiteit van vorm en leegte. Zenboeddhisten zitten er dus verder naast dan ze denken, al is het dan op een kussen.
Het lot van Meester Minder
Als we zijn neus uitvergroten en de rest van zijn hoofd helemaal weglaten, zien we het negatief van Meester Minder, ter grootte van (om en nabij) een kwart punt.
Als we nogmaals zijn neus uitvergroten en de rest van zijn hoofd weglaten, zien we weer het positief van Meester Minder, ditmaal ter grootte van een zestiende punt.
De Meester heeft nu sinds hij een volle punt was twee keer zijn hoofd verloren en je ziet, het deert hem niet. Integendeel, op deze manier wordt Meester Minder stapje voor stapje minder, maar niet anders, misschien tot in het oneindige.
Omdat ik zelf wel graag op de zaken vooruit loop, vraag ik me nu al af of Meester Minder in gindse oneindigheid een niets wordt of dat er altijd iets van hem overblijft, hoe gering ook, wat denk jij?
O, word je draaierig van oneindigheidsvragen. Dan heb ik een paar wezensvragen voor je, ga ze maar gauw beantwoorden met ja of nee, dat heet religie, een soort een een twee.
Het wezen van Meester Minder
Telkens wanneer Meester Minder minder wordt wisselt hij van tint: tussen zwart met witte gelaatstrekken en wit met zwarte gelaatstrekken.
In zijn zwarte hoedanigheid kijkt Meester Minder je schalks aan, in zijn witte hoedanigheid kijkt hij schalks weg, terwijl er aan zijn vorm niets is veranderd. Ik verzin het niet, kijk maar eens goed naar de afbeeldingen hierboven. Snap jij hoe dat kan?
Is Meester Minder nu in wezen wit of in wezen zwart? Anders gezegd, is zijn wezen wit of zwart?
Is de verschijningsvorm van Meester Minder nu in wezen zwart of in wezen wit? Anders gezegd, is het wezen van zijn verschijningsvorm zwart of wit?
En de verschijningsvorm van zijn wezen, welke kleur heeft die?
Is het de aard van Meester Minder om je aan te kijken of om weg te kijken? Of is het onze aard om zus of zo naar hem te kijken?
Aangenomen dat er in het oneindige niets, iets van hem overblijft, zal Meester Minder dan zwart zijn met witte trekken of wit met zwarte trekken? Zal hij je aankijken of wegkijken?
Aangenomen dat er in het oneindige iets niets van Meester Minder overblijft, heeft hij dan nog trekken of is hij echt vertrokken? Zal hij nog eens omkijken of hebben wij het nakijken?
Zo blijken wezensvragen toch weer oneindigheidsvragen en omgekeerd. Ook dat heet religie en het klinkt geleerd.