De logica van de onlogica en de wet van de wetteloosheid.
Volgens de wet van de uitgesloten derde is iets altijd waar of onwaar.
Als dat altijd waar of altijd onwaar was zou de wereld lekker overzichtelijk zijn, maar de wet van de uitgesloten derde is niet eens van toepassing op de wet van de uitgesloten derde, dus dat kun je wel vergeten.
De wet van de uitgesloten derde is namelijk alleen geldig binnen een tweewaardige logica die de wet van de uitgesloten derde als uitgangspunt neemt. Dan is hij formeel waar, per definitie, tautologisch, binnen het systeem, als een afgedwongen dualisme.
In een driewaardige logica is de wet van de uitgesloten derde onwaar. In een vier- of meerwaardige logica, in fuzzy logica, in modale logica, in preferentiële logica en in paraconsistente logica ook. Allemaal per definitie.
In spreektaallogica heerst geen enkele logica. Daar heerst de logica van de onlogica, de wet van de wetteloosheid.
In het dagelijks leven weet je het nooit met die wet of met welke wet ook. Geen wonder. Waarom zou iets niet half waar kunnen zijn? Min of meer waar? Nu eens waar en dan weer onwaar? Waar voor mij en onwaar voor jou?
Waarom zou iets niet waar en onwaar kunnen zijn in hetzelfde opzicht? Waar en onwaar in verschillende opzichten? Waar noch onwaar in ieder opzicht?
Waarom zou iets niet onbepaald kunnen zijn? Onbepaalbaar? Voorbij waarheid en onwaarheid?
Met behulp van welke logica wou je vaststellen welke logica wanneer van toepassing is? Is dat wel een kwestie van logica? En is het wel een kwestie?