Tussen waar en onwaar vind je de deur naar non-dualiteit.
Sjef: Ken jij de wet van non-contradictie?
Hans: Een stelling kan niet tegelijk waar en onwaar zijn.
Sjef: Precies.
Hans: Geef eens een voorbeeld.
Sjef: De zon kan niet tegelijk op en onder zijn.
Hans: Dat zou een wet zijn?
Sjef: Volgens mijn logicaboek wel.
Hans: Staat er een bewijs bij?
Sjef: Nee.
Hans: Weet je hoe dat komt?
Sjef: Nou?
Hans: Doordat het geen wet is.
Sjef: Wat is het dan wel?
Hans: Een postulaat.
Sjef: Een wat?
Hans: Iets wat je veronderstelt omdat er anders niet te redeneren valt.
Sjef: O.
Hans: Bedenk eens een redenering op grond van de wet van non-contradictie.
Sjef: De zon kan niet tegelijk op en onder zijn, de zon is op, daarom is de zon niet onder.
Hans: Aangenomen dat de wet van non-contradictie van toepassing is.
Sjef: Die is altijd van toepassing.
Hans: Spruitjes zijn lekker en vies.
Sjef: Dat is een kwestie van smaak.
Hans: Landbouwgif is nuttig en schadelijk.
Sjef: Meningen verschillen.
Hans: Een zakdoek voor een mens is een laken voor een kabouter.
Sjef: Grootte is relatief.
Hans: Kanker is slecht voor de patiënt en goed voor het ziekenhuis.
Sjef: Dat is appels met peren vergelijken.
Hans: Als de zon halverwege de kim staat is hij op en onder.
Sjef: Dat is een kwestie van definitie.
Hans: Als de zon achter de horizon is verdwenen, zien we hem door het lenseffect van de lucht tochnog aan de horizon staan.’
Sjef: Dat is een optische illusie.
Hans: Geef dan eens een ondubbelzinnig voorbeeld.
Sjef: Iets kan niet tegelijk hier en daar zijn.
Hans: Je hoofd is hier, je hand is daar dus je lichaam is hier en daar.
Sjef: Ik kom heus wel op een goed voorbeeld.
Hans: Je komt erop of je komt er niet op.
Sjef: Ik kom erop terug.
Hans: Blijf je erbij dat de wet van non-contradictie altijd van toepassing is?
Sjef: Niet altijd.
Hans: Dan is het geen wet.
Sjef: Wat is het alternatief?
Hans: Geen idee. De wet van contradictie?