Voor de meeste niet-Aziaten is het taoïsme een antieke Chinese filosofie maar in Azië is het taoïsme een mysteriereligie voor ingewijden – een esoterische cultus. Met een cultus bedoel ik een verzameling beelden, attributen, woorden, spreuken, verhalen, liedjes, zeden, geschriften, iconen, symbolen, rituelen, feesten, praktijken, heiligen, goden enzovoort onder een gemeenschappelijke naam.
Cultussen zijn van alle tijden, denk maar aan het animisme, het hermetisme, het mandeïsme, het totemisme, de vrijmetselarij, de Hare Krishna en scientology. Ze kunnen in de loop der eeuwen ongelooflijk ingewikkeld worden. De taoïstische cultus is een van de oudste en doet qua complexiteit niet onder voor het katholicisme en het Tibetaans boeddhisme.
Wie zoals veel westerlingen meent dat het taoïsme uitblinkt door eenvoud moet Tao, de levende religie van China van Kristofer Schipper er maar eens op naslaan. Zelf was ik al na 3 bladzijden de draad kwijt en ik heb hem nooit meer teruggevonden. Het boek telt 300 bladzijden maar het leken er wel 3000.
Kenmerkend voor esoterie is het achterhouden van kennis en het voorbehouden van liturgische handelingen. Zo krijg je een elite van geheel of gedeeltelijk ingewijden, de priesterstand, en een massa van oningewijde buitenstaanders, de leken, die voor hun zielenheil betalen met geld, goederen en diensten.
Een schoolvoorbeeld van esoterisch boeddhisme is zen (chan), dat ontstaan is in China op een voedingsbodem van taoïsme en confucianisme. Het maakt aanspraak op een transcendente waarheid voorbij de woorden die alleen overgedragen kan worden van meesterhart op leerlinghart.
Zen is lang niet zo ingewikkeld als het taoïsme maar er gaan tientallen jaren overheen voor je er helemaal bij hoort, als je het al mag meemaken. Dat bepaal je namelijk niet zelf; alleen degenen die transmissie hebben gekregen en opgenomen zijn in de ketchimyaku, de stamboom of ‘lineage’, hebben het recht om er anderen aan toe te voegen. Het zijn zenmeesters die zenmeesters aanstellen.
Dankzij deze protectionistische praktijk, die aan de middeleeuwse gilden herinnert, blijft de priesterlijke macht van generatie op generatie in handen van de eigen spirituele factie.
Nog exclusiever dan zen is het taoïsme, waarin het meesterschap binnen de familie blijft. Net als adellijke titels is de taoïstische titel erfbaar, niet verwerfbaar. Zo mocht de eerste westerse taomeester, Kristofer Schipper, pas geïnitieerd worden nadat hij als zoon was geadopteerd door zijn Thaise leermeester.
Geen bloed zo blauw als taobloed.