Niet-weten staat voor een wakkere geest die zich door geen enkele gedachte laat flessen, ook niet door deze.
Een weetniet is een vrijdenker die nergens in vastzit, ook niet in zijn vrijheid.
Iemand die zichzelf onophoudelijk vrijdenkt van wat hij ook maar denkt, nu dit weer.
Een libertijn die de flessengeest zijn fles gunt, de heremietkreeft zijn schelp, de kluizenaar zijn cel, de gelovige zijn overtuiging, de bodhisattva zijn geloften, de leerling zijn leer, de horige zijn heer.
Niet-weten, dat is grote vrijheid. De grote vrijheid van niet-weten staat tegenover de kleine vrijheid van het weten.
Ik noem de vrijheid van het weten klein omdat je daarin gekluisterd bent aan een bepaald vrijheidsbeeld – politiek, religieus, spiritueel, maakt niet uit, hoe fraai ook.
Kleine vrijheid is geen vrijheid maar een parodie op vrijheid, wou ik zeggen, maar dat is gewoon het volgende vrijheidsbeeld.
Kleine vrijheid is helemaal geen parodie op vrijheid, maar de vrijheid om een bepaald vrijheidsbeeld te dienen, denk ik nu weer, maar dat is opnieuw een vrijheidsbeeld.
Zie je dat ik niets over grote vrijheid kan zeggen zonder daarmee een hol vrijheidsbeeld te creëren waarin ik mezelf als schrijver en jou als lezer opsluit?
Alleen al door te spreken van grote vrijheid, dat te koppelen aan niet-weten, het af te zetten tegen kleine vrijheid en dat te koppelen aan het weten, zadel ik ons op met maar liefst vier denkbeelden.
Wat ben jij liever: een beeldendienaar, een vrijheidsbeeld of vrij van beelden?
Denk jij dat je daar vrij tussen kan kiezen?
Is keuzevrijheid volgens jou een denkbeeld of een feit?
Als je denkt dat het een feit is, hoe komt het dan dat er al duizenden jaren over gedebatteerd wordt?
Als je denkt dat het een denkbeeld is, hoe kan het dan dat zoveel mensen het ervaren?
Bewijzen ervaringen volgens jou dat wat je ervaart objectief bestaat?
Door welke gedachten laat jij je flessen?
Een vrijgeest laat zich door geen enkele gedachte flessen, ook niet door deze.