‘Wat is niet-weten voor jou?’
‘Het weten met wortel en al uitrukken, Hans.’
‘Toe maar.’
‘Wat zou jij zeggen?’
‘Het weten terugsnoeien tot de grond.’
‘En dan?’
‘Kijken hoe het weer opkomt.’
‘Waarom zou je het weten niet met wortel en al uitrukken?’
‘Omdat het geen wortels heeft?’
‘Is dat een antwoord of een vraag?’
‘Wat jij wil.’
‘Doe mij maar een antwoord.’
‘Dan snoei ik het vast terug.’
‘En dan?’
‘Kijken hoe het weer opkomt.’