Wie God kent, is met stomheid geslagen.
Rumi
Hans: Wie met stomheid geslagen is, spreekt niet van God.
Ayah: Want wie met stomheid geslagen is, kent geen God?
Hans: Wie met stomheid geslagen is, spreekt niet van niet-God.
Ayah: Want wie met stomheid geslagen is, kent geen niet-God?
Hans: Want wie met stomheid geslagen is, spreekt niet.
Ayah: Betekent dit dat Rumi God niet kent?
Hans: Dat moet je Rumi vragen.
Ayah: Of betekent het dat God Rumi niet kent?
Hans: Dat moet je God vragen.
Ayah: Wat betekent het volgens jou?
Hans: Dat Rumi niet met stomheid is geslagen.
Ayah: Ken jij God?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat je God niet kent?
Hans: …
Ayah: Kent God jou?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat God jou niet kent?
Hans: …
Ayah: Ken jij jezelf?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat jij jezelf niet kent?
Hans: …
Ayah: Is er een jij om te kennen?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat er geen jij is om te kennen?
Hans: …
Ayah: Ken jij de wereld?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat je de wereld niet kent?
Hans: …
Ayah: Is er een wereld om te kennen?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat er geen wereld is om te kennen?
Hans: …
Ayah: Ben jij het kennen zelf?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat jij niet het kennen zelf bent?
Hans: …
Ayah: Is er zoiets als het kennen zelf?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat er niet zoiets is als het kennen zelf?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat je niets weet?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat je toch iets weet?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat er niets te zeggen is?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat er toch iets te zeggen is?
Hans: …
Ayah: Bedoel je dat je met stomheid geslagen bent?
Hans: Alleen maar bij wijze van spreken.
Ayah: Op welke wijze spreekt de stomme?
Hans: Met een blad voor de mond.
Ayah: Wie met stomheid geslagen is spreekt niet, zei je toch?
Hans: Wat heb ik dan gezegd?
Afbeelding: De stomme spreekt met een blad voor de mond.