Ga over van tijd en plaats naar tijdloosheid en plaatsloosheid – naar andere werelden. Daar ligt onze oorsprong.
Samarqandi Amini
Hans: ‘Overgaan’ behoort tot het domein van tijd en plaats. ‘Andere werelden’ behoort tot het domein van tijd en plaats. ‘Oorsprong’ behoort tot het domein van tijd en plaats.
Ayah: Waar kunnen wij tijdloosheid en plaatsloosheid vinden?
Hans: ‘Waar’ behoort tot het domein van tijd en plaats. ‘Vinden’ behoort tot het domein van tijd en plaats.
Ayah: Verwijs je met deze opmerkingen indirect naar het domein van tijdloosheid en plaatsloosheid?
Hans: ‘Verwijzen’ behoort tot het domein van tijd en plaats.
Ayah: Wat moet ik me dan voorstellen bij tijdloosheid en plaatsloosheid?
Hans: ‘Tijdloosheid’ en ‘plaatsloosheid’ behoren tot het domein van de voorstelling.
Ayah: Verwijs je hiermee naar het domein van het onvoorstelbare?
Hans: ‘Het onvoorstelbare’ behoort tot het domein van het voorstelbare.
Ayah: Bedoel je dat we nooit uit de categorieën van het verstand kunnen breken?
Hans: Immanuel Kant is een categorie van jouw verstand.
Ayah: Ik krijg hier een heel unheimisch gevoel van.
Hans: Miesj?
Ayah: Alsof ik me op onbekend terrein begeef.
Hans: Alsof je ooit ergens anders geweest bent.
Ayah: Jij voelt je daar zeker thuis?
Hans: Waar?
Ayah: Op onbekend terrein.
Hans: Ik ben er kind aan huis. Het is bekend terrein.
Ayah: Voor jou misschien.
Hans: Voor jou ook. Voor iedereen. Van je eerste hartslag tot je laatste.
Ayah: Maar waar ligt dan onze oorsprong?
Hans: Daar ligt dan onze oorsprong.
Ayah: Maar waar ligt dan onze bestemming?
Hans: Daar ligt dan onze bestemming.
Ayah: Maar waar zijn we dan nu?
Hans: Daar zijn we dan nu.
Ayah: We zijn er nooit weggeweest.
Hans: Je wilt het alleen niet meer weten.
Waar denk jij dat je vandaan komt?
Waar denk jij dat je bent?
Waar denk jij dat je heen gaat?
Hoeveel werelden zijn er volgens jou?
Bestaan die werelden buiten elkaar of buiten jou of in elkaar of in jou of naast elkaar of na elkaar of wat?
Stel je voor dat je ergens bent waar geen ingang, geen doorgang en geen uitgang is, geen buiten, geen binnen en geen overgang. Hoe voelt dat?
Wat lijkt jou fijner, dat je eindelijk weet hoe het zit of dat je eindelijk niet meer weet hoe het zit of dat je eindelijk weet hoe het niet zit of dat je eindelijk weet dat je het niet meer weet of wat?