Het Witboek Soefisme – de derwisj en de dwaas
Mijn nieuwe serie, Het Witboek soefisme – de derwisj en de dwaas bestaat uit ruim honderd dialogen over soefisme en agnose.*
* Agnose is een mooi woord voor niet-weten.
Ieder gesprek begint met een citaat van een dode derwisj.
Ik had best citaten van levende derwisjen willen gebruiken, maar die kon ik niet vinden in Harderwijk waar ik de eerste versie van deze dwaalgesprekken schreef.
* Een dwaalgesprek is een gesprek over of vanuit niet-weten.
Daardoor blijft de bijdrage van gerenommeerde woordvoerders van het soefisme beperkt tot meedelen in plaats van meepraten.
Voor de dynamiek heb ik een stand-in ingehuurd, ene Ayah* (‘Ah ja’), in de rol van aangever.
* Ayah is het Arabische woord voor een vers uit de Koran. Het staat voor ‘teken van God’. In het Nederlands schrijf je ‘aya’. Het meervoud van aya is ayat en een ayatollah is een shiitische geestelijke. Voor mij is Ayah gewoon een Arabisch klinkende naam.
Soms spreekt Ayah uit naam van de Vrienden, meestal uit naam van zichzelf.
Ik (Hans van Dam) neem de rol van dwaas op me.
Lekker makkelijk, zul je denken, maar daar vergis je je in.
Als baby ging het nog wel, pasgeborenen weten niet beter, maar daarna ontwikkelde ik me in rap tempo tot een onverbeterlijke wijsneus die zowat een halve eeuw dacht of deed alsof hij het allemaal wel doorhad – wat een ouwehoer.
Na veel vijven en zessen ben ik erin geslaagd hem op zijn nummer* te zetten, maar zijn mond houden kan ik nog steeds niet.
* Nummer 11, het gekkengetal, de som van 5 en 6.
Eens een wijze, altijd een dwaas.
De rest is schone schijn.
Afijn.
Vertalingen van vertalingen
Waar was ik? O ja, honderd plus dialogen dus, die allemaal beginnen met een citaat.
Onder elk citaat staat van wie het afkomstig is – Rumi, El Ghazali, Saadi, Naqshband, Ruzbhihan en vele anderen.
Ik bedoel, aan wie het toegeschreven wordt.
Zo’n toeschrijving moet je met een korreltje zout nemen.
Tussen jou als lezer en de oorspronkelijke spreker of schrijver in, staat altijd een vertaler of een redacteur, soms een keten van vertalers en redacteurs.
Van de ene taal in de andere, woorden meanderen, betekenissen veranderen.
Zonder het te weten krijgen we geredigeerde vertalingen en geredigeerde vertalingen van geredigeerde vertalingen opgedist, die ook nog eens zonder overleg met de auteur of zijn geestelijke erfgenamen uit hun verband zijn gerukt en in een nieuwe context zijn geplaatst.
Dat noemen we dan citaten.
Een aantal van die zogenaamde citaten heb ik op mijn beurt geparafraseerd om de formulering en de interpunctie aan te passen aan de eisen van de dialoog, aan mijn eigen smaak en aan de nieuwe eeuw, wat hopelijk op hetzelfde neerkomt.
Weer een stapje verder verwijderd van het origineel.
Citaten zijn lonten in mijn kruitvat
Mensen die uit zijn op kennis over de mystiek van het Midden-Oosten moet ik teleurstellen.
De derwisj en de dwaas is geen cursus soefisme.
Het is geen cursus mystiek.
Het is geen cursus niet-weten.
Het is geen cursus wat dan ook.
Je kunt er best iets van opsteken hoor, maar daar is het me niet om te doen.
Ik heb de citaten niet uitgekozen omdat ze een goed beeld van het soefisme schetsen, waarover ik dan als minzame exegeet mijn oogverblindende licht kan laten schijnen.
Integendeel, ik gebruik doelbewust een eenzijdige selectie van citaten uit een mystieke traditie waar het premoderne, godsdienstige niet-weten als een rode draad doorheen loopt, om door de contrastwerking te kunnen laten zien wat een radicaal, postreligieus, postfilosofisch, postmodern niet-weten inhoudt.
Wat een lange zin zeg, en wat een moeilijke woorden.
Geen nood, als je rustig verder leest begrijp je straks precies wat ik bedoel.
Dat soeficitaten lonten in mijn kruitvat zijn.
Al loopt het onveranderlijk met een sisser af.
Sst!
Duister te worden als het heelal, en net zo wijd
Wie niet weet heeft niets te zeggen, dit ook niet.
Dat doet hij door:
1. Te weerleggen wat anderen zeggen, en
2. Zijn eigen weerleggingen te weerleggen.
Niet op eigen gronden, want die heeft hij niet, maar op die van zijn tegenspreker, voor zover die ze heeft, voor zolang hij ze heeft.
Wat heb je er dan aan om De derwisj en de dwaas te lezen?
Tja.
Als het meezit, verlost het je van een paar troetelgedachten.
Op zijn best bevrijdt het je uit de houdgreep van alle gedachten, welke dan ook, van wie dan ook, waaronder deze.
Niet van de gedachten op zich natuurlijk, die komen en gaan en wat doe je eraan, maar uit hun houdgreep.
Dat zou mooi zijn, misschien, of verschrikkelijk, dat moet je maar afwachten, maar ook daar is het me eerlijk gezegd niet om te doen.
Mij gaat het erom de dans van niet-weten te dansen en al draaiende uit mijn gedachten te treden.
De vrije ruimte in.
Keer op keer, telkens weer.
Duister te worden als het heelal.
En net zo wijd.
Dit alles bij wijze van spreken.
Onbekend en teerbemind
Niet-weten is uit je gedachten treden, zei ik, telkens weer, keer op keer.
Uittreding is een ander woord voor extase.
Extase is afgeleid van het Griekse ekstasis, van ek, uit, en stasis, stand.
In het Nederlands betekent het verrukking, trance, exaltatie.
Agnose gaat bij mij inderdaad gepaard met verrukking.
Trance kun je het niet noemen, ik ben volledig bij mijn positieven.
Exaltatie klinkt weer te verheven, voor mij is dit het leven van alledag.
High ben ik ervan, geestelijk gewichtloos.
Agnose is een ballon zonder ballast, een roes zonder smoes.
Je gaat ervan zweven zonder zweverig te worden – ja, dat kan.
Als een ooievaar op een zomerse dag, cirkelend op thermiek.
Als een wolk van niet-weten*, rustig drijvend, onderweg naar nergens.
* Een wolk van niet-weten is een traktaat uit de middeleeuwen over christelijke mystiek.
Zwevende ben ik niet in de hemel, niet in de hel.
Niet in het absolute, niet in het relatieve.
Niet in het eeuwige, niet in het tijdelijke.
Niet in het zelf, niet in mezelf.
Niet mét God, niet zónder God.
Neither here nor there, zegt de Engelsman.
Onbestemd en ongezind.
Eén met de ruimte die ik niet inneem.
Misschien is het me dáár om te doen.