Het zit erop, Boeddha in de Linie. Gisteren verliet beeldend kunstenaar, graficus en ontwerper Mark Schalken het atelier en de bomvrije slaapruimte bij de fortificatie Werk aan het Spoel in Culemborg. Net als de drie andere kunstenaars Leen Kaldenberg, Airco Caravan en Raoul Deleo verbleef hij in een zeer relatieve afzondering –op het terrein was het soms zeer druk en bezoekers betraden ongevraagd en onuitgenodigd de slaapruimte en atelier- in het overigens prachtige gebied. Het project liep van maart tot en met april.
Zondag brak Schalken zijn objecten en installaties af zie dit filmpje , die verspreid over het terrein stonden opgesteld. Het bestuur van Werk aan het Spoel stelde er om onbegrijpelijke redenen blijkbaar geen prijs op dat de kunstzinnige uitingen van Mark het terrein bleven verfraaien. Zijn werk is vanaf elf mei te zien in het Kunstfort Asperen.
Twee weken lang concentreerden de kunstenaars zich op het rivierenlandschap, de kunst en boeddhistische beoefening. Er was geen vervoer, telefoon of wifi. De boeddhistische omroep en het Boeddhistisch Dagblad volgden dit vriendelijke experiment op de voet. Op veertien september dit jaar zendt de omroep een documentaire uit over dit unieke fenomeen. Met het boeddhisme, de natuur, de eenzaamheid en het fort als inspiratie hebben alle vier de kunstenaars een denkbeeldig pad bewandeld. Vanuit hun eigen vertrekpunt konden de kunstenaars niet vluchten voor de gevoelens en percepties die tijdens hun verblijf uitvergroot werden. Voor de één is de beoefening een steun geweest, voor de ander een onderdeel van het proces. In ieder geval heeft het hen geholpen om naar binnen te kijken. Het resultaat is bijzonder.
Thema’s als vergankelijkheid en leegte zijn niet geschuwd en duidelijk herkenbaar in het werk van Leen Kaldenberg en Raoul Deleo. De Groninger Leen Kaldenberg heeft zich laten inspireren door de rivier. In het werk, de vier windrichten, zoekt Kaldenberg naar de essentie van het landschap. In dit geval de oneindig stromende rivier. In zijn temperawerk reduceert hij deze tot eenvoudige lijnen. Licht en kleur geven de abstracties beweging en diepgang. Kaldenberg´s werk is in meerdere lagen opgezet waardoor onderstromen naar de oppervlakte komen. van Raoul Deleo. Een drie meter hoge houtsculptuur waarin de essentie van de mens, de vergankelijkheid van het leven centraal staat.
Het kwaad, de woede en de agressie zijn in dit experiment naar boven gekomen in het werk van Airco Caravan. Op de dag dat Wilders om Minder scandeerde liep Airco Caravan gehuld in een felblauwe boerka over de Lekdijk in Culemborg. Door de confrontatie te zoeken tussen culturele of religieuze iconen zoals een boerka, een Hollandse dijk, een ´ghillie suit´ of de bunkers slaagt zij erin onderliggende gevoelens en sentimenten naar boven te halen. Zij kreeg nationaal en internationaal bekendheid met haar werk ´Made in China´, een door haar samengesteld portret van de spirituele leider van het Tibetaans boeddhisme, de Dalai Lama. In delen en in haar opdracht geschilderd door zestien nietsvermoedende kunstenaars in ateliers in China. Het afbeelden van de Dalai Lama is in China streng verboden. Het ‘gesamtkunstwerk’ toont het resultaat. ‘Made in China’ is tevens te zien in Kunstfort Asperen.
De vierde kunstenaar, Mark Schalken stortte zich op de bron van het leven. In de installatie met Walnootbomen en Wilgen lijken de walnoten aan een infuus te groeien. Extra voedsel om ze sterk te houden. Rode levenslijnen geven bomen op het terrein extra energie. Het indrukwekkendst is de ‘Levenslijn’, meer dan honderd papieren mannetjes op een horizontaal opgehangen wilgentak. Ze zijn druk, alleen, in groepjes, maar de laatste figuurtjes zijn grijs, vallen weg tegen hun achtergrond. Vergankelijkheid. De expositie Boeddha in de Linie laat zien wat het verblijf tussen de bunkers en de rivier met de vier kunstenaars heeft gedaan, in woord, beeld en film.
Tijdens de opening op tien mei 2014 in Kunstfort Asperen geeft de internationaal bekende shakuhachispeler- en leraar Kees Kort een concert. Hij bespeelt dan de Japanse bamboefluit. Het werk van Mary Fontaine- negen lotusbloemen gemaakt van eierschalen, ook te zien in Fort Asperen, symboliseert de verbinding tussen boeddhisme en het werk van de boeddhistische kunstenaars. De Lotusbloem wordt in het boeddhisme als een belangrijk symbool gezien. Vanuit de stinkende modder groeit de bloem naar het licht.
Wat vond de Boeddha nu zelf van kunst? Hij heeft er niet veel over gezegd, maar wel een paar dingen. In De historische Boeddha van professor H. Schumann staat een stuk over zijn houding tegenover muziek, zang, dans en toneel: ‘Een op het eerste gezicht verrassende trek in het wezen van de Boeddha is zijn negatieve opvatting over de kunsten. Het kan zijn dat hij als zoon van een raja met muziek en dansvoorstellingen overvoerd was. Er is echter meer voor te zeggen dat zijn afkeer berustte op het verleidelijke karakter van iedere kunst. Want kunst neigt ertoe het gemoedsleven tot meedeinen en opwinding te brengen en de geest van zelfbeheersing af te brengen. Zij is gericht op het loswoelen van passies, de Dhamma daarentegen op het kalmeren daarvan; de kunstenaar schept een verlokkende schijnwereld, de aanhanger van de Dhamma echter wil de reële wereld doorzien.
Als hoofd van een religieuze orde moest de Boeddha daarom wel een vijandige instelling tegen de kunsten tonen: “Als gehuil, monniken, wordt in de edele ordediscipline het zingen beschouwd, als waanzin het dansen, als kinderlijk het lachen waarbij men de tanden toont.” (A 3,108) Dat hij ondanks alle rationele afwijzing van muziek een gevoel voor kunstzinnige kwaliteit bezat, blijkt uit een overigens legendarisch sutta van de Dighanikaya. Nadat hij daar naar een liefdeslied van de hemelse muzikant Pañcasikha geluisterd heeft, looft hij de kunstenaar vanwege de harmonie tussen zang en snarenspel – en omdat in het lied aandacht wordt geschonken aan de Ontwaakte, de Dhamma en de heiligen (D 21,1,6).
Eveneens toonde Gotama zijn afwijzende houding tegenover het toneel, dat in het oude India het midden hield tussen mimische dans en deels pathetische, deels komische declamatie. Bij Råjagaha leefde de theaterdirecteur Talapu†a, die een rondtrekkend toneelgezelschap met een grote troep toneelspelers en hulpkrachten onderhield. Bij een ontmoeting met de meester informeerde Talaputa, of het klopte dat toneelspelers, die het publiek aan het lachen brengen en hen door hun iets voor te toveren in verrukking brengen, in de sfeer van de lachende goden wedergeboren worden. Tactvol zweeg de Boeddha, om Talaputa niet door een ongunstig antwoord treurig te stemmen. Toen Talaputa aandrong, legde hij hem uit dat mensen die door hun goochelkunst bij andere mensen illusies opwekken, in de hel of onder de dieren wedergeboren worden (S 42,2).
Het bezoek aan toneelvoorstellingen moet men nalaten, maakte Gotama aan de jonge huishouder Singala duidelijk, want het kost niet alleen geld (D 31,7), maar het neemt ook het denken in beslag door de voortdurende wens naar meer toneel, gezang, muziek, voordrachten, handgeklap en getrommel (D 31,10). – Overgave aan de kunsten staat de verlossing in de weg.’ Hieraan kan nog worden toegevoegd dat de Boeddha een positievere houding had tegenover mooie architectuur. In het Maha-Parinibbana-Sutta zegt hij op zeker moment: ‘Prachtig is Vesali, prachtig zijn de heiligdommen Udena, Gotamaka, Sattambaka, Bahuputta en Sarandada, en prachtig is het heiligdom Capala.’ (DN II 102) Verder vergelijkt hij in het sutta Samyutta-Nikaya 12.64 een schilder en zijn kleuren met karma, dat wedergeboorte, ziekte ouderdom en dood veroorzaakt in een van de drie levenssferen. Het stuk hout, de muur of het doek waarop hij schildert worden vergeleken met de drie sferen (SN II 101-102). Dit hoeft niet te betekenen dat de Boeddha negatief stond tegenover schilderkunst. Het gaat hier eerder om een neutrale, zakelijke beschrijving van schilderkunst, die gebruikt wordt om de werking van karma te illustreren.