Een bedevaartervaring is voor iedereen anders. Voor de een is het een reis van verlichting, een kans om de gezondheid te verbeteren of een soort boetedoening, om een verkeerde daad uit te wissen. De ervaring zal ook afhangen van de lengte en de duur van de oefening, de aard van het terrein en het fysieke en mentale uithoudingsvermogen van de deelnemer.
Brits historicus en schrijver Michael Pye beschrijft in zijn boeiende studie ” Japanese Buddhist Pilgrimage” hoe bedevaarten verworden zijn tot aanzienlijk minder zware beproevingen dan ze in het verleden waren, dankzij het openbaar vervoer, comfortabele kamers, lekker eten en voor onderweg een ruim aanbod van automaten met eten en drinken.
Pye beschrijft in zijn boek de verkorte versies van bedevaarten, zoals het populaire circuit van tempels en heiligdommen die zijn gekoppeld aan de “Seven Lucky Gods of Fortune,” die in slechts één dag kunnen worden gedaan. Een boeddhistisch Madurodam zoals beroemde bezienswaardigheden in China en Japan laten zien, met miniaturen in de tuinen uit de Edoperiode (1603 tot 1868), of de praktijk van de –nagemaakte- miniatuur Mount Fuji ’s die kunnen worden beklommen door vrouwen of mensen die slecht ter been zijn.
In een tijd dat reizen in Japan zonder vergunningen moeilijk was, waren bedevaarten soms een kwelling voor degenen die niet de nodige papieren hadden en verschaften daardoor weinig plezier. Pye, die in 1961 naar Japan kwam en talloze bedevaartroutes uit de eerste hand heeft getest, richt zich in zijn lezenswaardige boek vooral op de in Japan traditionele “circulatory pilgrimages,” waarbij deelnemers meestal een reeks van 33 of 88 boeddhistische tempels bezoeken. Bedevaarten kunnen ernstige zaken als reden hebben, maar zijn zelden sombere ondernemingen, schrijft Pye.