Een monnik vroeg aan Chao Chou: ‘Wat is Chao Chou?’ Chao Chou antwoordde: ‘Oosterpoort, westerpoort, zuiderpoort, noorderpoort’.
‘Af en toe doe ik de deur nog steeds op slot om beschutting te zoeken in mijn oude kasteel. Ik oefen mij dus in het openen én het sluiten van de poorten. Die innerlijke vesting is soms best wel handig. Alles heeft zijn waarde en niets is voor niets geweest. Niets gaat verloren- zelfs mijn grote zwerftochten, ‘fouten’ en innerlijke verdedigingswerken kunnen helpen. Tegenwoordig heb ik veel meer ruimte om zonodig naar binnen en buiten te gaan en me open en kwetsbaar op te stellen tegenover anderen. Het vertrouwen en de openheid groeien op de weg van don’t know, een niet-weten dat alle brokstukken opraapt en aanvaardt.’
Uitgetreden monnik in de orde van de trappisten, meditatieleraar en tegenwoordig sjamanistische gids in de Keltische traditie Andrew Peers (1962) gunt de lezer in zijn boek De Familiejuwelen meer dan een inkijkje in zijn persoonlijke en spirituele ontwikkeling. Hij toont ze de slang in hem zelf, een soms gitzwart monster, met een genezende maar ook dodelijke energie.
‘Vertel jij mij maar waar de slang is. Ik antwoord: ‘in mij’. Ik heb de kracht van de slang altijd gekend in mijn binnenste, maar ik heb moeten leren hoe ermee om te gaan. Het is een tweeslachtige energie, genezend maar ook dodelijk. Het is een diep intuïtief weten. Of in de woorden van de Indiër Bodhidharma, die de boodschap van de Boeddha vanuit India naar China overbracht: een direct kijken naar het hart. Mijn persoonlijke slang moet eerst zijn vel van haat afwerpen.’
Al meer dan vijfentwintig jaar leest Peers koans- letterlijk publieke gevallen, in de zentraditie voorvallen die dikwijls verwarrend over komen, maar die al honderden jaren dienen als potentiele en pittige toegangspoorten tot een staat van ontwaken. In de meeste zenscholen verwacht de zenleraar een kort en bondig antwoord of een fysiek gebaar van de leerling. In 2001 ontmoette Peers in de abdij van de trappisten in Zundert zenleraar Ton Lathouwers, die koans op een heel andere wijze benadert, analoog aan wat diens Chinese leraar Teh Cheng hem zelf leerde: leer schrijven over koans.
De ontmoeting met Lathouwers inspireerde Peers jaren na die ontmoeting tot het schrijven van persoonlijke gedachten en ervaringen met betrekking tot koans. Lathouwers waarschuwde daarbij alle zencliché’s te vermijden en inspireerde Peers om vanuit het hart en persoonlijke ervaringen zijn gedachten aan het papier toe te vertrouwen. Het gaat om niet meer en minder dan het inzicht van de student zelf, de unieke woorden van de student, schrijft Peers in zijn boek.
Eind 2006 nodigt Lathouwers Andrew Peers uit om een periode van intensief werk aan te vangen. De behandeling van de koanbundel Pi Yen Lu –letterlijk de Blauwe Rots Verzameling– genaamd. Aan de hand van zenkoans uit de Pi Yen Lu mocht Peers over zijn leven diep reflecteren. Door de bovendrijvende inzichten neer te zetten op papier wil Peers anderen laten zien hoe een koan kan gaan werken in het hart en hoe uitdagend dat kan zijn voor onze normale manier van kijken naar de wereld. Hij zegt anderen te willen laten zien hoe rijk en haast onuitputtelijke deze bron is.
‘Koans dienen als spiegels en het schrijven over een koan leidt tot verstilling op een manier die misschien nog beter past in het Westen dan in het Oosten. Er zit meer vrijheid van expressie in de westerse cultuur en de psychologie is nooit ver weg’, schrijft Peers. Het boek laat de lezer op een intieme manier kennis maken met de eertijds bebaarde trappist, boeddhist, punker en vervelende klier die Peers in zijn jonge jaren voor zijn omgeving was. Over zijn leven als (trappist) monnik schrijft hij: ‘Soms heb ik de indruk dat alle broederlijke omgang in de abdij (Engeland, Ierland en Zundert) één lange oefening is geweest om mijn afgewezen zelf te reanimeren.’ En ‘als jonge man was ik rebels, een punker en had niets te maken met de kerk, maar de inzichten in de leer van de Boeddha hebben mij uiteindelijk teruggebracht naar het christendom.’ Naar het zijn dus, met alle vragen.
En altijd is er weer de vraag en het verlangen om iets te doen. *‘Het kan alleen maar gebeuren door mij. Maar wat precies moest er gebeuren? Heel de schepping die net door mij heen was gevloeid was er niet meer. Niets was er meer, niets vindbaar om op te steunen. In deze toestand begon ik me angstig te voelen. Het was alsof ik hoog boven op een top van een berg stond met duizelingwekkende donkere ravijnen alom. Ik voelde angst maar tegelijkertijd een kalmte en een diep verlangen om toch iets te gaan doen, om te beginnen. Om het te laten gebeuren door mij.’
*Naar aanleiding van de reacties van verschillende leraren op Hsueh Feng’s Slang met een Neus van een Schildpad.
We eindigen waar we mee begonnen.
Een monnik vroeg aan Chao Chou: ‘Wat is Chao Chou?’ Chao Chou antwoordde: ‘Oosterpoort, westerpoort, zuiderpoort, noorderpoort’.
Peers: ‘Er valt met blote ogen geen beloofd land te zien. Maar we blijven alert en hoopvol. Net als Kwan Yin kunnen we in een bewuste, eerder vrouwelijke houding van openheid en ontvankelijkheid op de happy winds van genade wachten. Succes gegarandeerd. Maar er is geen succes zonder spanning. Het zal pas aan de horizon verschijnen wanneer we er ons voor open stellen. Het is er al natuurlijk, de boeddha-aard begint vanzelf te glanzen.’
De slang, de cel in het klooster, de zoektocht naar niet-pijlers in het leven, de Boeddha en het waarom van zoveel zaken komen in het boek van Peers op een levendige en indringende wijze aan bod. Soms is hij de Ierse storyteller, dan weer de monnik, de autobiograaf, leraar en student. Het boek geeft de zoektocht weer van de schrijver naar het eigen hart. Een levensverhaal geschreven vanuit koans. Het is een plezier om De Familiejuwelen te lezen.
De Familiejuwelen is een uitgave van Ansgarboek, Den Bosch. ISBN-nummer 97894 91010 08 8.
Lees ook Keltisch boeddhisme de eikenboom in de tuin
Meer informatie over Keltisch boeddhisme