Na vele miljarden jaren waarin allerlei levensvormen ontstonden en weer verdwenen, gebeurde er iets onbegrijpelijks: er ontstond een diersoort die in staat was te reflecteren over zichzelf en de wereld om zich heen. Hoe is het mogelijk dat er uit levenloze stof iets is gegroeid dat kan voelen, proeven, ruiken, zien, horen, denken? Hoe heeft er geest kunnen voortkomen uit stof?
Het zijn vragen waarover filosofen van alle tijden – van Thales tot Descartes, van Plato tot Rorty – zich het hoofd hebben gebroken en waaraan een filosofisch specialisme is gewijd: de philosophy of mind. In de heldere en nuchtere, soms droogkomische stijl die we van hem kennen, geeft Bert Keizer zijn visie op het raadselachtige huwelijk tussen geest en lichaam: living apart together.
Bert Keizer (1947) is arts en filosoof. Hij is werkzaam bij de Levenseindekliniek en schrijver van de bestsellers Tumult bij de uitgang – Lijden, lachen en denken rond het graf en Het refrein is Hein – Leven en sterven in een verpleeghuis. Hij schreef Waar blijft de ziel? (essay van de Maand van de Filosofie), Koud liggen (Boekenweekgeschenk), Taal, De dwalende gids (over Wittgenstein), Welk een waagstuk is een brief (vertaling van Emily Dickinson) en Onverklaarbaar bewoond (over de hersenen).
Keizer is columnist van Trouw, Filosofie magazine en van Medisch Contact. Daarnaast schrijft hij regelmatig voor het Amerikaanse literaire kwartaalblad The Threepenny Review.
‘Bert Keizer is een man naar mijn hart.’ – Maarten ’t Hart in Tzum