Ik ben hier niet om jullie te overtuigen om voor mijn principes te sterven, maar om jullie te overtuigen dat ik dat moet doen. We moeten heel helder zijn over onze beider rollen. Jullie zijn hier niet om voor mij te sterven, maar ik voor jullie. Jullie hebben alleen tot op zekere hoogte de moed van mijn overtuigingen nodig, zoals Scepticus zei. Dat wil zeggen voldoende moed om mijn dood goed te keuren in plaats van te betreuren. Niemand van jullie is nog goed voorbereid om die goedkeuring te verlenen, hoewel ieder om verschillende redenen.
Socrates
Bernard Suits (1925 – 2007) was hoogleraar filosofie Universiteit van Waterloo (Canada). Hij heeft zich vooral bezighouden met de vraag naar de zin en het nut van het spel. Dit leidde tot een speels boek, dat uitkwam in 1979 en was getiteld: The grasshopper: games, life and utopia. De hoofdpersoon in dit boek is een sprinkhaan, die duidelijk model staat voor de filosoof Socrates. Socrates werd in het jaar 399 voor het begin van onze jaartelling door een tribunaal veroordeeld tot het drinken van de gifbeker. Hoewel hij ruimschoots de gelegenheid had om te vluchten, accepteerde hij deze doodstraf. Plato, die officieel wordt beschouwd als zijn belangrijkste leerling, snapte hier niets van. Antisthenes, die ongetwijfeld de beste vriend van Socrates was, vermeldde dat Socrates niet meer hechtte aan het leven en de dood met vertrouwen tegemoet zag. Hij komt in het boek terug als Scepticus en Plato als Prudentia. Suits geeft nu in de eerste hoofdstukken zijn visie op de min of meer vrijwillige dood van Socrates. Hij laat zich hierbij inspireren door de theorie van Plato. Deze was zelf niet tegenwoordig bij het proces en de executie, maar volgens zijn verslag ervan vond Socrates dat hij zich aan de wet moest houden van de stad waar hij zijn hele leven al had geleefd.
Net zoals in de boeken van Plato speelt het grootste gedeelte van het boek zich af als een verslag van een discussie tussen de Sprinkhaan en de Scepticus. De Sprinkhaan is inmiddels al overleden en de Scepticus vertelt aan Prudentia wat hij van de Sprinkhaan heeft geleerd. Net zoals in de meeste vertalingen van Plato is het taalgebruik daardoor erg formeel en past het eigenlijk niet in de situatie van een gesprek tussen twee vrienden, al wint Suits het in literair opzicht wel ruimschoots van Plato. Het gesprek moet immers zowel verheven filosofische waarheden verkondigen als een gezellig onderonsje weergeven.
Suits laat de sprinkhaan verklaren dat het leven een spel is en een spel kun je niet winnen als je je niet aan de regels houdt. Iedere zakenman wil geld verdienen, maar wie een bankoverval pleegt is geen succesvol zakenman. Als je een spel speelt, wil je wel winnen, maar niet ten koste van alles. Het gaat bij het spelen van een spel juist om het spelen zelf en niet om het resultaat. De executie hoorde bij het leven van Socrates en vluchten zou neerkomen op ‘match-fixing’. Een spel is dus praxis, zoals Aristoteles zou zeggen en niet poèsis. Bij het eerste is het doel van de activiteit de activiteit zelf, bij het tweede ligt het doel buiten de activiteit, het is het verschil tussen wandelen en hard lopen om de trein te halen. De sprinkhaan zegt dus met zoveel woorden dat het in het leven gaat om het leven van het leven zelf en niet om niet dood te gaan.
Het spel
In een spel gelden de spelregels alleen binnen het spel en niet daarbuiten. Als we het spel onderbreken gelden ze niet meer, ze zijn niet absoluut. Dat is dan ook de reden dat we het spel altijd kunnen en soms zelfs moeten onderbreken. Een autocoureur die een kind doodrijdt omdat hij niet kan stoppen met racen, wordt als coureur dan wel niet gediskwalificeerd, maar wel als mens. Aan de andere kant vraagt het spel wel om in zekere zin serieus genomen te worden, als je er met de pet naar gooit verliest het spel zijn aantrekkingskracht.
Het spel boeit vanwege zichzelf. Soms worden in een spel zelfs regels veranderd om het spannender te maken. Zo is in het voetbal de buitenspel regeling uitgevonden om het maken van doelpunten moeilijker te maken. Een belangrijke functie van de spelregels is dus om het moeilijker te maken het spel te beëindigen. Het spel is uit als een van de deelnemers het doel heeft bereikt en dus heeft gewonnen. Volgens Suits zijn spelregels daarom niet moreel.
Suits onderzoekt nu door middel van vraaggesprekken tussen Scepticus en Prudentia de verschillende aspecten van het begrip spel. Is een rol spelen in een toneelstuk ook een spel dat zijn eigen doel in zich draagt? Hoe zit het dan met de vermoorde onschuld spelen of wat kinderen doen als ze cowboytje spelen? Spelen we niet allemaal rollen? Bij een toneelspel identificeren we volgens Suits ons met iemand om deze persoon te kunnen spelen. Als we in het dagelijkse leven ons anders voordoen dan we zijn, spelen we een rol om ons ergens mee te kunnen identificeren. Dat is dus de omgekeerde weg. Sommige spelen hebben volgens Suits het streven om het spel zo lang mogelijk vol te houden. Dit noemt hij open spelen. Essentieel voor het spel is volgens hem de spelhouding, de instelling van een speler te zijn. Een speler speelt namelijk uitsluitend omwille van het spel zelf. Als je een spel omwille van iets anders speelt, is het instrumenteel handelen, met andere woorden: werk.
De schrijver speelt mee
Op twee derde van het boek begint de schrijver mee te spelen. Het blijkt dat hij meedoet met het verhaal door subtiele wendingen in te brengen. Hierdoor beschrijft de schrijver niet alleen zijn opvattingen over het spel op speelse wijze, hij toont deze ook. Juist doordat de schrijver meedoet, wordt het de lezer duidelijk hoe fundamenteel en menselijk de spelhouding is. Het heeft te maken met de zin van het leven. We doen van alles om er iets anders mee te bereiken. We haasten ons naar de trein. Als we deze hebben gehaald, zijn we bezorgd dat hij op tijd aankomt. Als dat gebeurd is, haasten we ons naar onze afspraak of vergadering. Daar willen we weer bepaalde dingen bereiken of juist vermijden. Als alles steeds iets anders als doel heeft, is het geheel totaal zinloos. Er moet dus iets zijn dat op zichzelf de moeite waard is. Iemand kan bijvoorbeeld houden van uitdagingen of een masochistische instelling hebben, of beide. Met andere woorden: het leven als geheel is ofwel een spel, ofwel totaal zinloos.
Het gesprek gaat verder over de ideale situatie, het Utopia of Nergensland, waarin niemand meer iets hoeft te bereiken omdat alles vrij voor handen is. Het enige dat er volgens de schrijver dan overblijft is het spel, het handelen om het handelen zelf. Dit hoeft niet in te houden dat niemand meer bijvoorbeeld een gootsteen ontstopt, maar wel dat zo iemand dit alleen doet omdat het gootsteen ontstoppen voor hem of haar een erg leuke activiteit is, een spel dus. Dit betekent wel dat hij of zij dit doet uit vrije wil en niet uit noodzaak. De gootsteen moet dus ook op een andere manier kunnen worden ontstopt, maar de loodgieter kiest er voor om het zelf te doen. In het zo beschreven Utopia is alles een spel en daarom heerst er een cultuur van rijkdom en niet een cultuur van armoede, zoals in de onze. Suits noemt dit niet, maar deze houding wordt in praktijk gebracht tijdens de potlatch van de Noord-Amerikaanse Indianen. Als daar iemand het toppunt van rijkdom heeft bereikt, geeft hij of zij alles weg en gooit hij of zij al zijn of haar geld over de balk totdat er niets meer van over is. Zo laat deze persoon zien geen rijkdom nodig te hebben, het vergaren van rijkdom was een spel. Daarom is het leuk om opnieuw te beginnen.
Conclusie
Het boek leest vlot, het is speels, maar het heeft ook een serieuze ondergrond. In feite geeft Suits er de beroemde filosoof Ludwig Wittgenstein een draai om de oren. De laatste beweerde immers dat het begrip spel ondefinieerbaar is, maar Suits bewijst hier het tegendeel. Sommige passages zijn echt grappig en verrassend, andere nodigen uit tot herlezen en nadenken. Het lijkt me een ideaal boek om op vakantie mee te nemen.
Suits filosofeert in de Angelsaksische stijl, hetgeen soms tot wat formele en langdradige formuleringen leidt. Hij maakt geen gebruik van het werk van Huizinga, Bourdieu en Bataille. De begripsanalyse verdringt soms de antropologische aspecten van het spel. Hierdoor is hij zich niet bewust van het gevaar van spellbound zijn, het zo gefascineerd zijn door het spel dat je alles om je heen vergeet en het speelse van het spel verloren gaat. De inleiding van Thomas Hurka, die als tweede appendix is toegevoegd, is slordig en bevat foute verwijzingen naar Aristoteles. Waar hij kinesis en energeia schrijft bedoelt hij poesis en praxis.
De tekst is soepel vertaald en de noten van de vertaler zijn verhelderend. De hoofdstukken beginnen alle met een leuke illustratie. Er is geen trefwoordenregister, maar dat is geen groot gemis. Wel mis ik een boekenlijst voor verdere studie. Toch is het een boek waar velen veel plezier aan zullen beleven.