Als onderzoeker en journalist Arjan Mulder het boeddhisme ontdekt, verdwijnt zijn geloof in wetenschap en techniek: om de grote problemen van nu op te lossen is meer nodig dan geloven in onszelf. Zijn nieuwste boek, met vijftien uitdagende reisverhalen, beschrijft die inzichten op een intrigerende manier. Blijft maakbaarheid het streven, of gaan we naar een wijs en prettig bestaan?
Het boek ‘De dag dat Boeddha lachte’ laat zien waarom onze westerse aanpak van problemen niet werkt. De mythe van de maakbaarheid loopt vast. Stap voor stap wordt het sprookje ontrafeld en wordt duidelijk dat onze moderne wereld op drijfzand is gebouwd: tijd, kennis, economie, gezondheid, geluk en macht zijn niet maakbaar. De reisverhalen laten zien hoe oude oosterse wijsheid – dat wil zeggen acceptatie als kern van handelen – een veel krachtiger middel is om onze huidige uitdagingen te benaderen. De oude inzichten zijn actueler en bruikbaarder, dan ze voor veel mensen lijken te zijn. Een intrigerend boek over kansen en keuzes maken; een brug tussen oosters en westers denken.
‘De dag dat Boeddha lachte’ is een vervolg op ‘Als Boeddha Darwin kende’, dat precies een jaar geleden bij dezelfde uitgever verscheen. Het zijn boeken voor wie van reizen houdt, en daarbij op een speelse manier de kracht van de oosterse benadering wil leren kennen. De boeken van Arjan Mulder lezen als spannende romans. Actueel en inspirerend, en keren ons westerse denken om.
Arjan Mulder (1958) begint zijn loopbaan als onderzoeker in de revalidatie. Na zijn wetenschappelijke promotie wordt hij docent en reisjournalist, ontdekt het boeddhisme en zegt de wetenschap vaarwel.
bolletje zegt
Had de Boeddha eigenlijk humor? Maakte hij weleens een grapje? Een serieuze vraag. Maakte hij weleens een prank (geintje, lolletje)?
Ik meen het.
Rafael zegt
bolletje, zou er een reden zijn, dat hij niet/nooit zou lachen? Ik heb vaak het gevoel dat lachen je heel dicht bij je natuurlijke ik brengt.
G.J. Smeets zegt
Ik kan me niet voorstellen dat de mens Gautama Shakyamuni geen grapjes heeft uitgehaald of verteld. Hoe groter de geest, hoe speelser het beest. Dat gold toen net als nu.
Maar ja, de Boeddha is geen mens maar een literair personage, net zoals Christus-de-zoon-van god en Mohammed-de-profeet-van-god.
Voor zover ik weet maakt het literaire personage ‘Boeddha’ nergens een kwinkslag of een geestige opmerking of geeft hij een mop ten beste. Christus en Mohammed ook niet, trouwens. Voor spirituele geestigheid kun je beter elders terecht.
Arjan Mulder zegt
Die dag komt nog.
Het boek vertelt wanneer.
bolletje zegt
Ja, de boeken die ik over hem las, in die boeken maakte hij nooit een ‘prank’ ( een grap ). In die boeken is hij altijd heel aardig, heel rustig. Heel sereen. De perfecte schoonzoon.
Maar toch is hij ook niet echt menselijk. Want bij menselijke types, horen ook die rafelrandjes. Een mens is nooit zwart/wit. Een mens is altijd grijs.
Een boek dat ik bijv over de Boeddha las, trachtte de Boeddha menselijker te maken, volgens de schrijver van dit boek.Toch is dit wat mij betreft niet helemaal gelukt. Omdat de Boeddha toch wel heel perfect is, in het boek.Een beetje té perfect, om menselijk te zijn. Ook prima, maar dan is het dus meer een concept, een entiteit. Net als Jezus meer een spreekbuis is voor God, dan dat hij daadwerkelijk een méns is, met een karakter, met hobby’s, met angsten, met lusten, met grillen etc.
De pranks, de grappen, de grollen. Dat is altijd meer voorbehouden aan de satan, in de religies.
Zo was die schrijver van de satans bijbel ( Anton LaVey) ook een Circusfiguur. LaVey werkte altijd in het circus. Hij was een prankster/nar in het circus.
De satan zou ook de ‘prankster’ zijn, volgens LaVey. De spot zou namelijk het aardse zijn. Spot, humor, malligheid, seks, geweld. Dat zou allemaal aan het aardse toebehoren.
Heren als de Boeddha en Jezus, die branden zich daar dan niet aan. Die staan daar dan boven. Maar doordat zij daarboven staan, kunnen wij ons minder goed met hen identificeren. Iets dat misschien ook niet eens de bedoeling is? Wie zal het zeggen?
Censor: Tussen het vraagteken en de laatste letter van de zin staat nooit een spatie. De Boeddha was een ongeletterde, kon waarschijnlijk niet lezen of schrijven. Jij wel, bolletje.
Arjan Mulder zegt
De lach in het boek is een genoegzame, tevreden lach. Contemplatief haast.
Daarnaast: ‘enlightment is just having a good laugh’, volgens niet de minsten. Wat maakt het uit.