In januari 2008 raakte ik, Boeddha mag weten waarom, verzeild op een ferry vol zennies richting Ameland. Allemaal op weg naar een grote internationale bijeenkomst onder leiding van Genpo Roshi, een Amerikaanse zenmeester. Grouphugs all over the place. Wat zeg ik: het hele schip was èèn grote grouphug. De eilanders op weg naar huis aten stoïcijns hun erwtensoep. Ik zat er bij, keek er naar en had spijt van mijn spontane, impulsieve en onbegrijpelijke inschrijving.
Ik deelde mijn huisje met twee Duitse en een Poolse vrouw en toen de volgende ochtend midden in de nacht mijn wekkertje af ging om naar de zendo te gaan, was ik de enige die opstond en de koude veel te vroege ochtend in wandelde. Opnieuw verklaarde ik mezelf voor gek, ervan overtuigd dat ik de enige zou zijn. Ik had ongelijk. De zendo vulde zich met honderden anderen. Het was stil, stil, stil. En ik was thuis, thuis, thuis. Onmiddellijk.
’s Middags deden we Big Mind. Een techniek waarbij je contact maakt met allerlei aspecten van jezelf – ook die waarvan je het bestaan niet kent (en liever niet wilt kennen…) Het is echt Genpo’s ding en werd mijn eerste kennismaking met `het absolute` – kijken met het oog van de eeuwigheid. En wat er later ook voor akeligs gebeurde rond Genpo, ik ben intens dankbaar voor de Amelandse lessen, de kennismaking met de sangha en met mijn leraar, leerling van Genpo.
Af en toe doe ik het weer even, Big Mind. Een paar dagen terug vroeg ik of ik de dharma kon spreken. Dat mocht. Ik vroeg: ‘Wat is je taak?’. ‘Er zijn’, zei de dharma. Ik vroeg: ‘Wat kan zij, Connie, voor je doen?’ ‘Dat interesseert me niet,’ zei de dharma. ‘Wat ze ook doet of niet doet. Ik ben er.’
Dat was fijn om te horen.
Sjoerd zegt
Altijd en overal!
Connie Franssen zegt
Zo is dat!
Paul zegt
Goede column!
Connie Franssen zegt
Dank je wel, Paul.