Vanaf mijn 18e is dit, samen met “liever naakt dan namaak” mijn lijfspreuk geworden. Die reclamejongens wisten mij wel te raken. Dat is ook niet zo verwonderlijk- ik kom uit een tijd waarin de generatie van mijn ouders vijf jaar lang tot sub-burgers gedegenereerd waren. Wij, als kinderen kregen het met de paplepel in gegoten. Gehoorzaamheid aan het gezag, werk was zaligmakend en je moest aan je toekomst denken.
Dus op mijn 17e vond ik mijzelf terug op een binnenvaartschip als jongste matroos. Een droom van mij, vreemde oorden ontdekken. Maar, let wel, ik was de enige matroos. Er was ook nog een schipper die in de veronderstelling was dat hij een volmatroos aan boord had. Bij elke misstap van mijn kant werd mij de huid volgescholden, werd gedegenereerd dan wel met een eindje touw geslagen. Wacht, we hadden het toch over sub-burgers? Nu ik het bedenk, mijn vader was ook behoorlijk dominant. En mijn moeder? Ze zag lijdzaam aan wat mijn vader met ons uitvrat en probeerde de boel te sussen, de vrede in het gezin bewaren- desnoods met leugen en bedrog.
En toch ontsnapte zij ook niet aan de waan van de dag, ze wilde dolgraag status, macht en aanzien. Mooie spullen om mee te pronken, er mee opsnijden naar haar vriendinnen.
Toen ik in Mannheim weer een ongenadig pak slaag van de schipper had gehad bedacht ik mij: “Het leven is niet bedoeld om je te laten slaan.” Ik pakte mijn spulletjes bij elkaar en ben zonder iets te zeggen, zonder 1 rooie cent van boord gestapt. En daar sta je dan, in het industriegebied van Mannheim. Ik heb net zolang gelopen tot ik een snelweg vond en heb het Duitse principe “Autostop” toegepast. Al snel had ik een lift tien kilometer de goede richting op. Toen ik bij Boppard was begon het donker te worden. De chauffeur van een auto die stopte maakte duidelijk dat ik niet mee kon, wel stapte er een gebaarde vent met een cowboyhoed uit zijn auto.
Hij kwam op mij af en vroeg in het Engels waar ik heen ging. Holland, daar was hij nog niet geweest. We raakten in gesprek en besloten een geschikt plekje te zoeken om de nacht door te brengen.
Hij was nogal secuur in het plekjes zoeken omdat hij al verscheidene keren als ongewenste vreemdeling het land was uit gezet. Hij had in Zwitserland in de bak gezeten, was Italië uitgegooid en had, net als ik, de schurft aan autoriteit. We babbelden zo goed en slecht als het kon. Hij noemde zichzelf een beatnik en gaf mij twee boeken “On the Road” en “Dharma Bums” van ene meneer Jac Kerouac. Hij vertelde mij de kneepjes van goed liften en het overleven “On the road.” De beatnik heeft een onuitwisbare indruk op mij achter gelaten. Waar het leven voor bedoeld was wist ik niet, maar wel waar het niet voor bedoeld was, en hij wees in de goede richting.
Ik heb vanaf dat moment nooit meer gewerkt, althans, niet in de zin van carrière maken, vaste baan, huisje boompje beestje. Vanaf dat moment was ik een beatnik, overigens heb ik dit nooit benoemd, beseft of überhaupt ( tot nu toe) iets met deze term gedaan. Ik heb door heel Europa, het Midden- en het Verre Oosten gezworven. In Parijs met gitaar Hollandse kinderliedjes ten gehore gebracht, in Joegoslavië flessen met Slivovitsj gevuld, kleding verkocht, op Kreta een grot verkocht, in Saloniki mijn bloed aan een bloedbank verkocht, En heel veel concerten ( gepingel op de gitaar) gegeven. Ik heb geen moment spijt gehad in mijn leven, de enige teleurstellingen waren in de liefde, maar een teleurstelling is geen spijt.
Rond mijn 18e kwam ik hippies tegen die in het weekeinde op blote voeten demonstreerden tegen de bom en ’s maandags in de collegebanken aan hun carrier werkten. Wist ik veel, ik naïeveling geloofde ze, zelfs de communes waar ze in woonden waren gericht op het verwerven van status, macht en positie. Iedereen lachte om mijn naïviteit.
Ik kom ze nog wel eens tegen, jaloers, ongelukkig en een onverkoopbaar huis, dat als een strop om hun nek hangt. Ze hebben hun hele leven verkwanseld- voor een onzekere zekerheid. Op een paar na die op 1 hand te tellen zijn.
Maar mijn leven ging ook verder en ik ging nog steeds voor het ‘echte,’ voor ‘liever niks dan nep,’ geen water bij de wijn. Dat is natuurlijk een loffelijk streven, maar……. Nog niet zo lang geleden vroeg ik mij af, hoe echt ben ikzelf? Hoe verwaterd ben ik? Wie ben ik om kritiek op een ander te hebben? ‘Balk en splinter?’
Hoeveel vrede heb ik in mijn medemens gevonden hoeveel vrede in “ The Battle of the Sexes?”. Natuurlijk ben ik milder geworden, maar besef dat mijn leven, ‘het leven op zich,’ een groot slagveld is. Het leven is een grote slagerij, we vechten, doden, verslinden, dag in dag uit, dat is de reden van je bestaan.
Kun je daar vrede mee hebben? Ik had er geen vrede mee en zocht nog meer dan ik al deed. Ik kwam iemand tegen die de houding van een stoel wilde aannemen. Die dienstbaar wilde zijn, eerlijk en oprecht. Een stoel vraagt geen bedankje als je er op gezeten hebt, een stoel doet je geen proces aan als je hem omgooit. Elke dag keek hij hoever hij het concept van stoelzijn al bereikt had. Was dit om innerlijke vrede te bereiken? Was het om macht te verwerven? Waarom wil je in godsnaam zoiets bereiken?
Echt is echt en Coke is Coke. Liever naakt dan namaak. Wil je dat jou omgeving, je milieu zo is? Of wil je zelf echt zijn? Wil je liever niks dan nep zijn? Sorry, ik heb geen antwoord voor je, tja, er is wel een antwoord, maar dat is jouw echte, naakte antwoord. Een antwoord van onvervalst puur boeddhaschap.
Daishi zegt
Briljant, alleen dat laatste zinnetje had je weg kunnen laten. Dat is overbodig.
Leo zegt
Liever naakt dan namaak. Echt is naakt en coke is namaak. Als je namaak wel als bestaand beschouwt maar in feite niet reeël, bestaat het echte dan als enig bestaand reeël feit. Of zijn beide tegelijk echt én namaak ? Is echt een eigen verzonnen persoonlijke waarheid? Een stukje echt van een groter geheel? Is echt uiteindelijk niet bestaand?