Een tijdje geleden gingen we met Zengroep Antwerpen naar het toneelstuk Para van David Van Reybrouck kijken.
In 2014 ontmoette ik David in Hof Zevenbergen, Ranst. Ik zou voor hem getuigen over mijn ervaringen als para in Somalië ‘93. Daarna volgden nog meer getuigenissen van collega’s uit die tijd.
Op weg naar de plaats van afspraak, gewapend met een schoendoos vol spannende herinneringen, wierp een grote angst plots haar schaduw over mijn verlangen dit te delen. De angst verhalen te zullen vertellen van dingen die eigenlijk niet hadden mogen bestaan. De herinnering dat deze schoendoos ook een keerzijde heeft.
De vraag “Wat ga ik vertellen, en wat niet?” zou mij de hele rit erheen in de ogen blijven kijken.
Blijf bij mij
Mijn vrouw gaf mij jaren geleden een boek. “Ik denk dat dit iets voor jou is”, zei ze. Ik dacht toen van niet. Op de cover een oosters beeld met bootjes en grijpende golven. En dan die titel: Mindfulness, leven in de maalstroom. Leven in de wàt?
Tot ik die eerste woorden las. Ergens bleef iets haken. Regel na regel was er iets wat minder moest. Elke bladzijde van het boek zit intussen los, alsof ik er de woorden heb uit losgelezen.
Ik weet nog precies waar we stonden, toen we hoorden dat de muziekjuf van mijn oudste dochter ziek was. Dat het goed zou komen stond voor ons als een rots boven water. Enkele maanden later zou de werkelijkheid haar meedogenloze ongelijk aan ons opleggen.
Week na week was ik voorbij het huis van de muziekjuf gefietst, worstelend met het idee om het boek, wat voor mij zo goed voelde, ook met hen te delen. “Je lijkt wel zo’n meneer pastoor”, sliste de waarheid dan. En ik deed niets.
Maar door het lezen van het boek was er iets aan mij teruggegeven, een vriendschap.
“Op een dag gebeurde iets bijzonders”, zei haar echtgenoot bij het afscheid, “er zat een boek in de brievenbus”. En of ik nog een bericht gekregen had, vroeg hij mij. Want zijn echtgenote wilde mij nog danken voor dat boek, gaf hij mij met warme ogen terug.
De vriendschap die ik voelde bij het telkens opnieuw lezen van de teksten, had mijn waarheden poreus gemaakt en mij gesterkt in het vertrouwen dat het delen van iets wat voor mij goed voelde, juist was. Alles wat als waarheid in mij had bestaan, werd vanaf dat moment breekbaar.
Blijf bij mij, want ik ben bang
Ranst 2014 – Ik wacht op David Van Reybrouck. Ik zal getuigen. Maar waarover zal ik wél getuigen, waarover niet?
Dit is wat ik zou doen als iemand mij vroeger vroeg om nog eens een verhaal te vertellen uit die tijd: mensen kijken mij aan, glas in de hand, ik vertel en vertel, en ik voel hoe ik wegzak in een ruimte waarin ik steeds minder besta. Verhaal na verhaal gooi ik touwen uit, maar niemand die ze ziet, niemand die ze grijpt. De oorverdovende stilte die uitgaat van vrienden om je heen die je hebt overdonderd met altijd maar straffere anekdotes, laat je alleen achter, verdwaald. Niemand die nog iets vraagt. De avond is voorbij. Ik drink.
Maar deze afspraak om te vertellen was anders.
Wat ik ervaren had toen ik dat boek in de brievenbus stak, ging over het terugkrijgen van iets goeds wat ik bij mezelf verloren was. Daarom zocht ik een plek om doorheen de drukte van alledag te kunnen blijven zoeken naar datgene wat zo goed voelde. Ik vond een groep mensen die iedere woensdag samenzitten in een turnzaal. Een groep mensen die week na week samenkomen en voor elkaar de stilte bewaren, als iets kostbaars. Alleen, op mezelf zou ik het ook heel stil kunnen maken, maar niet als iets kostbaars.
Uit mijn lagere schooltijd houd ik één klasfoto over. Genomen op exact diezelfde plek in die turnzaal, 1978.
Blijf bij mij, want er is zoveel verloren
“Het leger, daar koos jij toch zelf voor?”
“Je wist het toch?”
“Verlies jij je niet teveel in je verhaal?”
Niet eens echt als vraag gesteld.
Je knipt de draden door van datgene wat je niet meer wil verdragen. Zo groeide ik als tiener op in een wereld met steeds minder verbinding. Er was in die tijd niet één incident, er was niet iemand met hét gelijk of ongelijk, er viel niks op te lossen. Op een bepaald moment was het op en knipte ik de laatste draad door van datgene wat mij bij mijn oude thuis hield. Ik was twintig en vertrok naar nergens.
En iedereen ging verder. Ik deed mijn best, wilde iemand zijn, gezien worden. Dus als ik als prille twintiger koos, waar koos ik dan voor? Naar het leger gaan was misschien een wat onhandige poging op zoek naar connectie, een diep verlangen minder onzichtbaar te zijn.
En zo was het ook. In dat mooie uniform werd ik opnieuw gezien. Er was regelmaat. Ik werd ingelijfd in een zeer oude traditie als een plankje glanzend parket. Ik werd erkend als diegene die bereid was zichzelf op te offeren waar andere zouden terugdeinzen. Het was intens en ook mooi.
Soldaten vertrekken als eenheid. Maar je komt alleen terug. Je komt altijd alleen terug, naar jouw straat, met de huizen en de mensen die er wonen. Mensen die je er graag bij hebben, maar die je niet meer kan toelaten. Want je bent de eenheid geworden.
En zo nam het gewone leven na mijn legerdienst haar draden terug op. Knoopte nieuwe verbindingen. Ik had voor mezelf bedacht dat zolang ik nummer één was, ik zichtbaar zou blijven. Een zekerheid die mij telkens opnieuw deed weglopen van de angst op een dag diegene te zullen vinden die ik eigenlijk altijd al was. Een nummer één die mij achterliet in de eenzaamheid er nooit écht te zullen zijn.
Blijf bij mij, waak hier met mij
Zo kwam ik binnen in die turnzaal. Vooraan onder de basketbalring een klein vierkant waarrond mensen in stilte zaten. Hier viel niks te bereiken. Week na week voelde ik iets groeien, iets wat mij in kleine woorden toefluisterde goed te zijn voor wie ik was. Hoe meer ik mijn hart zou openstellen, hoe stiller ik mocht zijn.
Ranst 2014 – Ik zou nu getuigen vanuit een ander perspectief. Want diegene waarover ik zou getuigen was diegene geworden die hij eigenlijk altijd al was. Ik had een weg terug gevonden en kon mezelf zien als ‘goed’. Er was nu iets wat mocht zijn en iets wat minder moest.
Na al die jaren vond ik eindelijk de moed om de wapens neer te leggen. Het gevecht in mezelf te stoppen door de keerzijde van mijn schoendoos ook te zien als iets van mezelf.
“You don’t have to be number one”, zei iemand met een groot hart.
Na het zien van het toneelstuk staan we in de foyer van het CC in Mechelen. Toevallig ontmoet ik daar oud-collega’s. Het is altijd een warm weerzien. Eén van hen neemt het woord en getuigt voor de hele groep. Dat hij pas vorig jaar, na het zien van het toneelstuk, voor het eerst zonder schaamte kon uitreiken, hulp zoeken.
En dat is wat de makers van het toneelstuk aan mensen geven: een mogelijkheid om uit te reiken. Midden in jaren van doodzwijgen gooien zij een parel, waaruit ringen ontstaan die altijd verder uitdijen. Hoe zij stilstaand water weer leven geven.
Blijf bij mij, waak hier met mij, open je hart
Wilrijk 1978. Ik loop naar school, boekentas half over mijn schouder. Ik tel de donker straatstenen als knopen van aan elkaar geweven stoepranden. In de oksel van een boomwortel kijken twee fijne oogjes mij beurtelings aan. Ik voel de warmte van deze aangereden duif door mijn handen stromen wanneer ik haar bij mij neem.
De hele speelplaats staat erbij als enkele weken later een dierenarts mijn duif terugbrengt. Ik wil haar bij mij houden, maar ze ontsnapt. Ze kijkt mij vanop de dakrand aan, zoals duiven kijken. Ik kan er niet meer bij.
Wilrijk 2013. Die turnzaal – ik zit in stilte, er zit een duif op de dakrand, ze kijkt mij aan en ik voel haar woorden: Jij gaf mij het vermogen terug om te kunnen vliegen, ik geef jou -op deze plek- het vermogen om terug te voelen.