Wat moet een hulpverlener zonder hulpbehoevende? Hulpverlener en hulpbehoevende zijn een eenheid. De vraag is wie helpt wie?
Persoonlijk hoop ik dat, als ik hulpbehoevend word, ik niet iemand aan mijn bed krijg die mij gaat helpen. Ik bedoel hiermee een persoon die zijn of haar visie over hulpverlening op mij los laat. Zich niet kan overgeven aan de hulpvraag die al dan niet verbaal geuit wordt. Wat kun je uiteindelijk als hulpverlener? Je kunt de pijn voor een ander niet dragen. Je kunt daadwerkelijk vrij weinig voor iemand doen. Je kunt niet voor hem/haar huilen, lachen, eten, plassen, praten, enzovoort. Voor een hulpverlener is het van het grootste belang zijn of haar persoonlijke meningen, vooroordelen, schuldgevoelens, rancune, enzovoort te vergeten.
Zicht krijgen op hulpverlening vanuit de boeddhistische invalshoek is het beste te doen aan de hand van het leven van Boeddha.
In zijn twintigerjaren, als hij reeds getrouwd is en een zoon heeft, wordt hij geconfronteerd met ouderdom ziekte en dood. De indruk die dit in zijn leven achterlaat, zou nu als een depressie bestempeld worden. De verwarring wordt nog groter als hij een ontmoeting met een asceet heeft die de wereld heeft afgezworen. Iemand die zich niet inzet om hulp te verlenen, maar zoekt naar een antwoord op pijn ouderdom en dood. Boeddha ziet zichzelf voor de keuze gesteld- of zijn luxe leven als prins voortzetten, of een leven als asceet gaan leiden. Uiteindelijk kiest hij voor het laatste en ziet hij na zes jaar van ascese de oorzaak van zijn lijden en daarmee het lijden van alle wezens in het universum. Zijn ogen openen zich en de gewaarwording ‘satori’ (verlichting) valt hem ten deel. Dit inzicht drukt hij uit in een sutra, direct vanuit het hart.
Menig bestaan heb ik doorlopen.
Zoekende, maar zonder resultaat,
maar dat wat zich in mijn macht hield,
en smartelijke wedergeboortes veroorzaakt.
Architect je bent ontdekt,
Geen huis zal je meer bouwen
Al je ribben zijn gebroken
De dekkende spits heeft losgelaten
De geest is los geworden.
De gulzigheid is tot een einde gekomen.
En met zijn rechterhand de grond aanrakend roept hij de aarde op als zijn getuige. De ervaring die dit inzicht veroorzaakt, resulteert in een drievoudig weten, een weten wat niet ‘een weten van’ is, maar een weten van uit zien, inzicht.
- Hij kent alle wezens die als gevolg van reïncarnatie in leed over de aarde ronddolen (Hij herkent zich in elk ander wezen)
- Hij doorziet dat uit onwetendheid het lijden ontstaat, door de veronderstelling dat men het leven meester is.
- Hij ziet rechtstreeks een uitweg die een eind aan alle lijden maakt.
Dit drievoudig weten levert meer problemen dan oplossingen voor hem op. Als hij zichzelf herkent in alle levende wezens, hoe zou hij dan vrede van geest kunnen vinden zolang er nog maar een wezen in onwetendheid ronddoolt? Hij kan moeilijk mensen aan hun jas trekken en zeggen: ‘meneer u doolt in onwetendheid rond, laat mij u helpen.’ Ze zouden hem al snel voor gek verklaren. Er blijft hem niets anders over dan een handreiking te doen, geven in plaats van nemen. Hij ontwikkelt een leer die de mens inzicht geeft in zijn bestaan. En zoekt vervolgens geestverwanten die open staan voor hetgeen hij te zeggen heeft. Het fundament voor deze boeddhistische leer legt hij vast in ‘de vier edele waarheden.’ De vierde waarheid of stelling verwijst naar een trainingsmethode die leidt naar de verlichting. Deze trainingsmethode wordt door hem het achtvoudige pad genoemd.
Om wat dieper in te gaan op het begrip helpen nemen we het drievoudig weten onder de loep.
Het drievoudig weten.
- Hij kent alle wezens die als gevolg van reïncarnatie in leed over de aarde ronddolen.
Deze eerste regel van het drievoudig weten komt neer op een ervaring waardoor je gewaar wordt dat je alles al weet en doorgrond hebt, je zou dit alwetendheid kunnen noemen. De barrière die deze ervaring in de weg staat, is een constructie van diep verankerde gehechtheden en vooroordelen, die op hun beurt haat, afgunst en jaloezie veroorzaken. Als gevolg hiervan is men onderhevig aan de kringloop van geboorte en dood. Door het verlangen naar leven ontstaat telkens weer een nieuwe wereld die de dood in zich bergt.
- Hij doorziet dat uit onwetendheid lijden ontstaat door de gehechtheid aan het bestaan.
Niet wetend dat leven de voorwaarde voor lijden en uiteindelijk dood is, kiest de mens telkens weer voor een nieuwe geboorte en een leven in pijn en verdriet. Maar het kiezen voor leven is min of meer relatief, er speelt een grote mate van verslaving aan (het) leven mee. De eerste stap naar bevrijding van verslaving is de realisatie dat men verslaafd is.
- Hij ziet rechtstreeks een uitweg die een eind aan alle lijden maakt.
Als je de eerste twee regels werkelijk doorgrondt, dan is de uitweg helder en vanzelfsprekend.
De realisatie van dit drievoudig weten brengt een levensgroot probleem met zich. Het letterlijk zien van alle wezens in pijn, die als muizen in een tredmolen incarnatie na incarnatie blijven ronddolen, belet je om werkelijke gemoedsrust of vrede van geest te hebben. Zolang er nog één wezen in het totale universum lijdt, lijdt elke boeddha. Dit leed wordt boeddhaleed genoemd.
In dit geval blijft er niets anders over dan de bodhisattvagelofte te doen.
Bodhisattva: Bodhi = licht of verlichting: directe gewaarwording van de waarheid met ontwaakt mededogen. Satva = wezen of essentie
Shiguseigan mon (bodhisattvagelofte)
Shiguseigan sutra, een moderne vertaling.
- Hoe ontelbaar alle wezens ook zijn, ik beloof ze allemaal te redden.
- Hoe onuitputtelijk mijn zinsbegoochelingen ook zijn, ik beloof ze allemaal te doven.
- Hoe onmetelijk de dharma leerstof ook is, ik beloof de gehele dharma meester te worden.
- Hoe oneindig het boeddhapad ook is, ik beloof het te volgen.
Het voorgaande is een aardig fundament om het concept ‘hulpverlening’ uit te bouwen. Het meest gevaarlijke element in de hulpverlening is macht. Alle hulpbehoevenden stellen zich afhankelijk op, de macht ligt bij de hulpverlener.
Voor werkelijke hulp is het noodzakelijk om op een gelijkwaardig niveau te komen. Alleen op gelijkwaardig niveau kan zich een vorm van mededogen ontwikkelen die zich niet als doel stelt genezing of resultaat. Genezing of resultaat bergen desillusie in zich. Wie zich geen doel stelt, kan het ook niet missen.
Werkelijk mededogen bestaat uit het aanvaarden van de situatie zoals hij is. Dit is de voorwaarde om gehoor te kunnen geven aan de hulpvraag. Als je uit bent op resultaat of genezing dan accepteer je de situatie niet zo als hij is. Dit belet je om gehoor aan de hulpvraag te geven. Je bent gericht op resultaat in plaats van hulpverlening.
Mededogen bestaat uit het volledig accepteren van iemand zo als hij is. Acceptatie wil zeggen dat je al je meningen, vooroordelen, al de op jezelf gerichte zaken opzij zet. Een grotere verantwoordelijkheid bestaat er niet.
Een hulpbehoevende vraagt hulp in zaken die hij wil, maar zelf niet kan, of moeite mee heeft. Een simpel voorbeeld van hulpverlening is een vrouw die haar man vraagt de rits achter in haar jurk te sluiten. Hiermee stelt ze zich kwetsbaar op en geeft zich over aan de willekeur van haar man. Maar wat in dit geval belangrijker is, is het loslaten, de overgave en het vertrouwen van de vrouw. In omgekeerde volgorde. Bijvoorbeeld met de manchetknopen van haar man gebeurt precies hetzelfde. De basis voor hulpverlening is loslaten, overgave en vertrouwen. Dit zijn de voorwaarden waarin de mogelijkheid zichzelf in de ander herkennen ontstaat. Wanneer herken je jezelf, althans, meen je jezelf te herkennen? In de eerste plaats op een foto, maar dat is een tijdsbeeld en een spiegel. Maar ondanks dat een spiegel ‘het nu’ reflecteert, blijft het een spiegelbeeld. Een boek voor een spiegel verandert in abracadabra.
Om het te kunnen lezen zou je het boek moeten omdraaien, gewoon het boek lezen dan fungeert het boek als spiegel. Maar alleen als de schrijver zichzelf in het verhaal heeft gelegd. Nee, interessanter is het als je het boek in de spiegel leest vanaf de andere kant, dan is het weer leesbaar. Dan moet je dus door de spiegel stappen. Maar wie houdt dan het boek aan de andere kant vast? Ik ga het niet voorkauwen, hulpverlening heeft met twee-eenheid te maken.
Als hulpverlener kun je niet anders doen dan ruimte creëren waarin hulpbehoevende en hulpverlener op gelijk niveau elkaar herkennen. De voorwaarde hiervoor is zonder enige toevoegingen ‘alleen maar doen’. Als experiment kun je hulpverlener en hulpbehoevende als twee spiegels tegenover elkaar zetten, dit geeft oneindig veel mogelijkheden. Let wel, dit is nog steeds een afspiegeling, een reflectie. Uiteindelijk blijft er voor een hulpverlener maar een ding over, ‘Alleen maar doen’ zonder compassie, zonder mededogen zonder hulpverlening, zonder… Dan manifesteer je jezelf als Kannon Sama (Avalokiteshvara) .
Moge alle wezens vrij zijn van oordelen, omdat ze uiteindelijk zichzelf veroordelen.
G.J. Smeets zegt
:)