De Sri Lankaanse president Mahinda Rajapksa sprak afgelopen vrijdag op de Nationale Dhamma Schoolconventie in Irattaperiyakulam in Vavuniya, Sri Lanka, over het instandhouden van het Sinhala boeddhisme in Sri Lanka en de betrokkenheid van jongeren bij deze religie via het onderwijs op zogenoemde (zondags) dhammascholen.
‘Leerlingen die vandaag de dag zijn ingeschreven op dhammascholen zullen de generatie zijn die de Sinhala boeddhistische nationale identiteit uitdraagt. In de afgelopen jaren zagen we de vernietiging die in dit land werd aangericht als gevolg van de vervreemding van een belangrijk deel van de boeddhistische bevolking van de (boeddhistische) tempel(s), de dhamma en de Maha sangha. Het werd modieus voor boeddhisten om het boeddhisme en de Singalezen te denigreren. Zelfs politici die door Singalese kiezers aan de macht werden gebracht, beledigden de Maha sangha openlijk.
Mensen die tot andere religies en etnische groepen in dit land behoren, zullen nooit hun eigen religie of etnische groep op die manier beledigen. Hoewel een aanzienlijk deel van de studenten van Singala-boeddhistische families is ingeschreven op de dhammascholen, is het aantal studenten dat daadwerkelijk aanwezig is, veel lager dan het aantal dat is ingeschreven. Het huidige systeem van de zondags dhammascholen begon in 1895. Nog voordat deze zondagse dhammascholen werden opgericht, gaf de tempel onderwijs aan leken. In de prekoloniale tijd was de tempel het belangrijkste onderwijscentrum.
In de Nederlandse en Britse koloniale tijd ontstond een seculier schoolsysteem. De wereld werd ook complexer en er ontstond een steeds groter wordend formeel onderwijssysteem. Vandaag de dag bestaan het seculiere onderwijssysteem en de dhammascholen naast elkaar. Hoewel het boeddhisme als vak wordt onderwezen in het seculiere schoolsysteem, is het door de dhammascholen dat de jongere generatie dicht bij de boeddhistische filosofie, de boeddhistische levenswijze, de boeddhistische tradities en de tempel wordt gebracht. Het is via de dhammascholen dat de boeddhistische families dichter bij de tempel worden gebracht. De Singalaboeddhistische cultuur en onze nationale tradities zijn gebaseerd op de relatie tussen de lekengemeenschap en de tempel.
De eerwaarde Madihe Pannasiha Mahanayake Thera zei ooit dat het doel van de dhammascholen niet was om tekstuele kennis over te dragen, maar om het karakter en de manier van denken van de studenten vorm te geven. Het doel van de dhammascholen is niet om studenten voor te bereiden op examens. Het doel is om een individu te creëren dat doordrongen is van een boeddhistische manier van denken. Madihe Pannasiha Mahanayake Thera identificeerde vijf gedragswijzen die verwacht worden van een dhammaschoolleerling als volgt:
Ten eerste, het volgen van de vijf leefregels en het naleven van de acht leefregels op Poya Days. Ten tweede, het respecteren van de Maha sangha, ouders, leraren en ouderen. Ten derde, het leiden van een eenvoudig leven en het onderhouden van een goede relatie met de buren. Ten vierde, het ontwikkelen van terughoudendheid, goed gedrag en een goede kennis van de dhamma. Ten vijfde, toewijding aan de Boeddha dhamma en gemotiveerd zijn door nationale trots en inheemse tradities. Deze woorden gelden ook vandaag de dag nog. We verwachten dat we het systeem van de dhammascholen en de programma’s die daarin worden aangeboden, zullen verbeteren om deze instellingen in staat te stellen de boeddhistische jeugd te vormen waar Pannasiha naar verwees.
Dit is een tijd waarin we zeer waakzaam moeten zijn met betrekking tot wat er in de hoofden van de schoolkinderen wordt gestopt. Buitenlandse gefinancierde NGO’s hebben ons onderwijssysteem op subtiele wijze beïnvloed. Ik hoorde een aantal vooraanstaande academische bhikkus uitleggen hoe schoolboeken nu een inhoud hebben die het effect zal hebben dat jonge geesten worden gecorrumpeerd. Een lekenorganisatie legde uit hoe sommige schoolboeken de noordelijke en oostelijke provincies van Sri Lanka als één provincie hebben afgeschilderd. Er werd ook gezegd dat het Sinhala nieuwjaar uit sommige schoolboeken is geschrapt.
We moeten ons realiseren dat er een gezamenlijke en voortdurende poging is om het land te verdelen, de Singala-boeddhisten te vernietigen, het gezin als instituut te ontwrichten onder de Singala-, Tamil-, Christelijke en Hindoeïstische delen van de bevolking en om verdeeldheid te creëren tussen kinderen en hun ouders, tussen studenten en hun leerkrachten, tussen kinderen en religies. De programma’s om deze doelstellingen te bereiken beginnen op het niveau van de basisscholen. Na enkele jaren zou de manier van denken van de Singalese bevolking zijn veranderd zonder dat iemand zich dat realiseerde. Er zal snel onderzoek worden gedaan naar de ideeën die door middel van schoolboeken in de hoofden van schoolkinderen worden gestopt.
We zullen een programma opzetten om meer kinderen en jongeren naar dhammascholen te krijgen onder leiding van de Maha sangha. Wat er moet gebeuren is dat kinderen en jongeren gemotiveerd worden om op zoek te gaan naar de tempel en ons nationaal erfgoed. Ik ben van mening dat, om dat doel te bereiken, onze aanpak ook met de tijd moet veranderen. Er moet een programma komen om waardering te tonen voor het vrijwilligerswerk van de dhamma-schoolleerkrachten. De dhammascholen zijn afhankelijk van hun toewijding. Er zal een speciaal programma moeten worden opgezet om de dhammascholen in afgelegen gebieden in stand te houden.
We zijn hier vandaag bijeengekomen voor de prijsuitreiking van een wedstrijd onder de dhammaschoolleerlingen. Ik wil mijn beste wensen overbrengen aan alle studenten van de dhammaschool in het land, ongeacht of ze hebben deelgenomen aan deze wedstrijd of niet.’