In het najaar 2021 beloofde ik min of meer een cursus theologie te gaan volgen. De schriftelijke cursus telt maar liefst 48 lessen en ik denk dat er over iedere les ongetwijfeld iets valt te schrijven, doordat de inhoud mij op gedachten zal brengen die ik wel wil delen. Vandaag:
Thomas van Aquino (religieuze vragen)
Thomas van Aquino was een Italiaan uit de 13de eeuw na Christus. Hij werd in 1323 heilig verklaard en ruim twee eeuwen daarna zelfs tot kerkleraar benoemd. Weer een paar eeuwen later, in 1879 om precies te zijn, werd zijn ‘leer’ officieel tot filosofie van de katholieke kerk verheven. Zo gaan die dingen. Maar wat is er nou zo bijzonder aan die leer?
Om te beginnen: Thomas was een kenner van Aristoteles, en hij baseerde zich eigenlijk zo’n beetje in alles op de wijsheid van de oude Griekse wijsgeer. Hij gaf er uiteraard wel zijn eigen draai aan. Centraal in het thomisme (zo noem je de leer van Thomas) staat de zogenoemde analogia entis. Dat is een begrip waarmee je in de theologie de evenredigheid van Gods ‘zijn’ tot het ‘zijn’ van schepsels uitdrukt. De mens als schepsel lijkt in het ‘zijn’ op God maar is in dat ‘zijn’ niet aan God gelijk. Alleen God is volmaakt. Tegenover de analogia entis, stelt Karl Barth de analogia fidei. De evenredigheid ligt volgens Barth niet in in ‘zijn’, maar in het geloof. Barth (1886 – 1968) was invloedrijke protestantse theoloog uit Zwitserland. De katholieke leer en de protestantse leer verschillen op dit punt dus behoorlijk.
Ik ben duidelijk géén theoloog. Als ik over de analogia entis en de toelichting daarover nadenk, kom ik niet veel verder dan dat God een soort kosmisch mens is en de mens blijkbaar een miniatuur god. Natuurlijk zijn ze niet aan elkaar gelijk, maar de één is simpelweg veel en veel groter / grootser dan de ander, of – omgekeerd – veel en veel onbeduidender dan de ander. Tenminste als het om het ‘zijn’ gaat. Dat zegt Thomas van Aquino, en de katholieke kerk zegt het hem na. Zo begrijp ik het. Karl Barth zegt dat toch iets anders. Hij zegt dat het helemaal niet om het ‘zijn’ gaat, maar om het geloof. Hoe groter het geloof van de mens in God, hoe groter het geloof van God in de mens.
Een soort: “Wie du mir, so ich dir” dus.
Zijn we er dan? Nee. Natuurlijk niet. Thomas heeft een heleboel geschreven. Boeken vol. Veelal in een taal die ik niet machtig ben, waardoor ik aangewezen ben op vertalingen en op wat anderen erover zeggen. En om eerlijk te zijn, ik kan daar soms geen touw aan vastknopen. Wat moet ik met ‘accidentis esse est inesse’ dat in één zin uitgelegd wordt met: ‘voor het toeval betekent het zijn, aan iets te zijn’? Daar kan ik niks mee. Net zo min kan ik iets met het vervolg daarop: ‘accident non est ens sed entis’ met uitleg ‘een accident is geen wezen maar iets dat aan een zijn behoort’. O? Nou, dat zal wel. Ik heb er geen moeite mee te bekennen dat ik hier niets van snap. Wanneer er in het vervolg dan ook nog staat dat Thomas onderscheid maakt tussen materie en vorm door te stellen dat ‘dingen die op zichzelf staan ontstaan, doordat de materie wordt bepaald door de vorm’… begint het te kriebelen. Vergelijk het maar eens met de zen-uitspraak: ‘vorm is leegte, leegte is vorm’.
Thomas plaatst de mens ergens tussen engelen en dieren. Dat kan uiteraard alleen – denk ik dan – wanneer je er zeker van bent dat er engelen bestaan. Misschien is dat ook wel zo. Dat er dieren bestaan, lijkt me evident. En ook andere geloofsgemeenschappen dan die waar Thomas van Aquino toe behoort denken dat er engelen bestaan. Ze noemen ze alleen anders. Deva’s bijvoorbeeld. Of feeën. Laat ik het neutraal formuleren: behalve zichtbare, tastbare wezens zoals mensen en dieren, zouden er heel wel zeker ook onzichtbare, ontastbare wezens kunnen bestaan. Het is naar mijn mening nogal bekrompen om te denken dat alleen wat je kunt aanraken of zelfs maar kunt waarnemen met menselijke zintuigen bestaansrecht heeft. Maar om de mens ergens tussen engelen en dieren te plaatsen, dát zie ik niet zo. Mensen zijn tenslotte ook zoogdieren. Het is de mens zelf die zich boven het dierenrijk plaatst. Thomas doet dat in ieder geval, zoals iedereen in zijn tijd.
Thomas stelt dat de mens drie dingen nodig heeft om voorspoedig te zijn: 1. weten wat hij moet geloven; 2. weten waarnaar hij moet verlangen en 3. weten wat hij moet doen. Dat betekent dus: heel veel weten! En daar heb je – volgens Thomas – verstand voor nodig, begrijp ik, want ‘alles wat tegen het verstand is, is tegen de natuur van de mens’. Maar… maar… er is nog iets. Het draait niet alleen en uitsluitend om kennis. Om een goed mens te zijn, heb je óók een goede wil nodig. En die goede wil uit zich in liefde. Liefde gaat boven alles. Liefde stijgt in de visie van Thomas boven kennis en zelfs geloof geloof uit! Kortom, je moet als mens weten wat je moet geloven – maar de liefde stijgt er boven uit. Je moet als mens weten waarnaar je moet verlangen, maar de liefde stijgt er boven uit. En je moet als mens weten wat je moet doen… liefhebben! En ik denk dan: waarom heb je boeken vol tekst geschreven als je het ook kunt samenvatten in slechts een paar woorden: heb uw naaste lief gelijk uzelf. Zoiets.
Thomas was een kind van zijn tijd, moeten we maar denken. In zijn tijd probeerde hij – net als anderen – de wereld te begrijpen met de kennis die toen voorhanden was. En zoals gezegd: hij liet zich in zijn denken vooral door Aristoteles inspireren. Daar komt bij – meen ik – dat hij persoonlijk niet zozeer op een heiligverklaring zat te wachten, noch op een benoeming als kerkleraar, noch op het verheven worden tot toonaangevend filosoof van de katholieke kerk. Hij formuleerde allerlei zogeheten Godsbewijzen, maar hield ineens op met schrijven en filosoferen ná – wat sommige biografen beschrijven als – een BDE (= Bijna Dood Ervaring). Na een mogelijk mystieke ervaring zou hij gezegd hebben dat alles wat hij geschreven had niks voorstelde (‘als stro was’) in vergelijk met wat hij ervaren had. Maar hij moet buiten de kerkelijke instanties hebben gerekend, die alles wat hij eerder aan het papier had toevertrouwd bewaarde en als uitgangspunt én zelfs fundament voor de officiële katholieke leer nam, en nog steeds neemt. Thomas heeft dáár niks meer over te zeggen.