Uit de nevelen der geschiedenis duikt altijd weer de gestalte aan mij op van Chih-i (538-597). Wat is het dat de geest van deze oude heer mij heeft te zeggen?
Chih-i leefde als monnik op de berg Tiantai in China. India was ver weg en de herinnering aan Gautama duizend jaar oud. Chih-i boog zich over het spoor van inspiratie dat de Boeddha had achtergelaten in de legpuzzelstukjes van talloze mahayanateksten. Daaruit destilleerde hij een veelkleurige eenheid van begrip en beoefening die de dharma rijp maakte voor een bredere receptie in China en Oost-Azië.
Naar zijn verblijfplaats werd zijn school Tiantai genoemd. In de ordening van overgeleverde teksten stelde Chih-i de Lotus sutra centraal; deze bracht in zijn voorstelling de ideeën van de Boeddha ten diepste tot uitdrukking. In de beoordeling van Chih-i heeft dit mij aanvankelijk op een dwaalspoor geleid. De Lotus sutra is een prachtig boek dat de verbeelding streelt en door alle parabels heen voor Mahayana een route van rechtvaardiging uitzet naar de toekomst. Maar dat is het dan ook, een apologetisch document van anonieme hand, uit het begin van onze jaartelling, dat naast de antwoorden die het geeft, ook vele vragen bij de lezer achterlaat.
Avatamsaka sutra
Teksten rangschikken naar verondersteld belang binnen een context van een beperkt begrip van de boeddhistische geschiedenis, werd in China een kenmerkend procedé voor de lancering van de dharma bij een groter publiek in de ontwikkelde bovenlaag. Na Tiantai kwam de school van Huayan, die de Avatamsaka sutra tot de hoogste doctrinaire autoriteit verklaarde. Het had niet alleen te maken met oprechte betrokkenheid bij de zaak van de dharma, maar ook met macht, met mensen die om het primaat streden én om de gunst van het wereldlijk gezag.
Nee, je moet dieper boren voor een verklaring van mijn fascinatie met de ontwikkeling van Chinees boeddhisme in deze tijd, in het bijzonder door Chih-i. De onderliggende continuïteit in ideeënvorming is veel groter dan de keuze voor een centrale sutra. Tiantai legde een basis die in weinig verschilde van de uitwerking in de taal van Huayan. De kern van de zaak is dat Chih-i en zijn opvolgers even geraakt waren als Bodhidharma door de transmissie van de geest van de Boeddha (de boeddhanatuur) en hieromheen een veelomvattend religieus-mystiek-filosofisch gebouw optrokken, waarin ook een vorm van Zen werd mee-geprogrammeerd.
Esoterische rituelen
Bodhidharma, de legendarische stichter van Zen (Chan) in China, kan een tijdgenoot zijn geweest van Chih-i. Als je echter exclusief de lens van Zen legt over de geschiedenis, dan veroordeel je jezelf makkelijk tot een tunnelvisie. Dit is een val voor eigentijds zelfverstaan.
Chih-i was bezig met dezelfde grondtoon en zette een school op poten die, voor zover ik op grond van mijn studie van de literatuur kan zeggen, veel inclusiever was dan Zen. Hij schreef baanbrekende werken over de verschillende modaliteiten van meditatie, maar maakte ook esoterische rituelen een voertuig voor inwijding in de geheimen van de dharma. Tiantai en Huayan zijn doortrokken van pionierswerk in de geest van een universalistisch boeddhisme, een boeddhisme voor alle tijden en alle smaken. Chih-i staat ergens in een moeilijk precies te situeren begin van de ontwikkeling van deze veelzijdigheid.
Enkelvoudige receptuur
De geschiedenis is een grillige optelsom van wegen en afslagen. Tiantai baarde het Japanse Tendai dat eeuwen later uit de gratie raakte en grote hervormers als Honen en Shinran, Eisai en Dogen, en Nichiren voortbracht. Zij kozen in hun tijd voor de eenvoud van een enkelvoudige dharmareceptuur, waarbij de ene weg de andere uitsloot. En desondanks woedde in de ondergrond bij allen als een veenbrand een residu door van de universalistische geest die mede is terug te voeren op Tiantai, en dus op Chih-i.
De wegen en afslagen van de geschiedenis beïnvloeden ons begrip van onze eigen situatie. Je kunt een lijn trekken van Bodhidharma via Linji, Dogen en Hakuin, en je verlustigen in een beeld van een soeverein Zen. Bij de twintigste-eeuwse Japanse zenvernieuwer Hisamatsu kom je deze soevereiniteitsgedachte nog tegen. Bij Hisamatsu en alle zenmissionarissen die na de Tweede Wereldoorlog de westerse wereld zijn ingetrokken, kom je óók de universalistische inspiratie tegen: Zen is een antwoord op het lijden in de wereld, een weg die uit het nihilisme en het materialisme de mensheid kan terugvoeren naar de essentie van alle religie.
Op voet van gelijkwaardigheid
De onthulling in Tiantai van een grondpatroon van boeddhistisch universalisme wekt bij mij nieuwe vragen op. Ook onze cultuur kent tal van vormen van universalisme. Hoe verhoudt het een zich tot het ander? Toch is dit niet de kern, althans niet voor mij.
Chih-i bouwde voor het Chinese boeddhisme het soort Grote Tent waarover ik in mijn vorige artikel schreef. Vanuit Zen zijn Amida en nembutsu in zekere zin bijzaak, maar in een Grote Tent zouden ze er op voet van gelijkwaardigheid bij kunnen horen. Er gaat een wereld voor me open. Er is wellicht nog veel meer dan Amida en nembutsu. Boeddhisme is in de loop van de geschiedenis zo verkokerd en gespecialiseerd geraakt, maar er zijn dus meer historische voorbeelden van een inclusieve beoefening.
Chih-i was hier mede een grondlegger van. Zijn gestalte heeft op mij mogelijk zo’n magneetwerking omdat ik in het ontcijferen van zijn geheimtaal een onderliggend patroon heb voorvoeld van een inclusief boeddhisme met een veelkleuriger palet aan beoefeningsmodaliteiten dan ik in de exclusievere dharmascholen ontwaar. Misschien ben ik naïef dat ik me dit allemaal niet eerder realiseerde, maar dit is mijn leerweg, en geen andere.