Antropologen bestuderen menselijke culturen en de ontwikkeling van de mens als onderdeel van een maatschappij. Het boeddhisme heeft vooral in Azië veel invloed op daar heersende culturen en het heeft daar ook grote invloed op de ontwikkeling van individuele mensen in de maatschappij, ongeacht of ze zichzelf ‘boeddhist’ vinden of niet. En tegenwoordig begint het boeddhisme invloed uit te oefenen op de Nederlandse cultuur en de ontwikkeling van individuen in de Nederlandse maatschappij. Reden genoeg voor het Boeddhistisch Dagblad om in een reeks artikelen aandacht aan antropologie te besteden.
Ieder mens heeft een persoonlijke identiteit, een sociale identiteit en een collectieve identiteit. Drie identiteiten die je niet zomaar door elkaar moet husselen of met elkaar moet verwarren. Je collectieve identiteit houdt in – en geeft je het gevoel – dat je tot een bepaalde groep behoort, of je dat nu wilt of niet. Zo behoor je tot een bepaalde familie (stamboom, familienaam, gelijkenissen etc.), een bepaalde klasse (ondernemersfamilie, boerenstand, adel), een bepaalde bevolkingsgroep (Friezen, Marokkanen, Molukkers) en je hebt een bepaalde nationaliteit (je bent Nederlander, Duitser, Amerikaans staatsburger of wat anders). Het maakt niet eens uit of je waarden en normen met een van deze collectieve groepen deelt, maar zelfs alleen maar het idee dat je tot een collectieve groep behoort, beïnvloedt jouw gedrag. En wanneer het niet jouw ideeën zijn, zijn het misschien wel de ideeën van anderen. Wat zien zij, denken zij, voelen zij wanneer zij met jou te maken krijgen? O, daar heb je weer zo’n stugge Fries? Of: Daar heb je weer een humorloze Duitser. Of: Par maar op met die Marokkaanse jongen. (stereotypering). De ideeën die anderen hebben/ hadden over jouw collectieve identiteit, heeft / had wellicht invloed op hoe men met jou omgaat / omging: denk aan bijvoorbeeld het schooladvies (MAVO of VWO), promotiekansen (kleurtje, woordkeuze en uitspraak, kledingkeuze). En – vaak onbewust – doe jij waarschijnlijk hetzelfde bij jezelf én bij anderen. Denk aan: ‘wanneer je een dubbeltje bent, wordt, je nooit een kwartje!”. Dat kun je vertalen naar: wanneer je tot de lagere arbeidersklasse behoort, moet je niet verwachten dat je enzovoorts …. Vul zelf maar in. Het omgekeerde geldt ook. Noblesse oblige geldt zelfs voor straatarme edelen.
Naast de collectieve identiteit waar jij weinig aan kunt doen, ontwikkel je in het leven ook een sociale identiteit. Deze sociale identiteit bestaat uit het beeld dat je van jezelf hebt doordat je je verbonden voelt met sociale groepen die jij op de een of andere manier waardeert. Je bent onderdeel van zo’n groep, of misschien wil je er onderdeel van worden. Dat kan de eigen familie zijn, en dan valt jouw collectieve identiteit op dat punt samen met jouw sociale identiteit. Jouw sociale identiteit kan daarnaast ook bestaan uit lidmaatschap van een sportclub, toneelgroep, zangkoor of protestbeweging. Wanneer de sociale en culturele context van jouw bestaan in conflict komt met hoe jij je voelt, met wat jij in jezelf ervaart als wie en wat jij bent en wilt zijn, zul je waarschijnlijk proberen de bestaande context te veranderen! En waar dat niet kan (je kunt bijvoorbeeld niet zo snel van baan wisselen) zul je waarschijnlijk op zoek gaan naar compensatie of contrast (met voldoende impact). Bijvoorbeeld: je voelt je op het werk genegeerd, maar in de toneelgroep juist hogelijk gewaardeerd; of thuis voortdurend gecorrigeerd maar in een lhbti-groep juist gesteund…
Jouw sociale identiteit en collectieve identiteit hangen nauw samen, maar zijn niet aan elkaar gelijk. Ze vormen samen met andere elementen wel jouw persoonlijke identiteit. En al die identiteiten samen vind je vervolgens ook terug in zoiets als ‘etniciteit’.
In Nederland wordt het begrip ‘etniciteit’ regelmatig beperkt tot de identiteit van immigranten en hun nakomelingen: Surinamers; Syriërs; Marokkanen; Molukkers; Oekraïners enzovoorts. Dat is een beperking die afwijkt van bredere wetenschappelijke betekenissen.
Etniciteit is een complex begrip. Het begrip overlapt vaak met nationaliteit en de betekenis ervan kan per regio of land verschillen. Etniciteit verwijst naar gedeelde waarden en normen, naar taal, cultuur, religie, gemeenschappelijke voorouders, tradities en ga zo maar door. Zolang het maar gedeeld wordt binnen een bepaalde groep. De kern bestaat uit gedeeld cultureel erfgoed dat van generatie op generatie wordt overgedragen, zoals bij de Sinti en de Roma (zigeuners), bij Chassidim (een ultraorthodoxe joodse stroming), of in koninklijke families (die ook… jazeker!).
In een etnische groep spreekt men vaak dezelfde taal; deelt men vaak dezelfde normen, waarden en gebruiken; hangt men vaak dezelfde religie aan; en deelt men meestal dezelfde (familie)geschiedenis. Nationaliteit hoeft niet per se binnen één en dezelfde etnische groep hetzelfde te zijn (denk maar aan de Koerden…) en de leden van de etnische groep hoeven zelfs niet van hetzelfde ‘ras’ te zijn. Ras en etniciteit zijn twee verschillende begrippen. Etniciteit gaat over landsgrenzen en raskenmerken heen. Dat kan botsen met zoiets als nationaliteit, zoals je tegenwoordig kunt waarnemen in Azië, waar de Chinese nationaliteit botst met de Oeigoerse etniciteit; of in het Midden-Oosten, waar Palestijnse etniciteit in conflict is met de Israëlische nationaliteit. In het verleden hebben koloniale machten In Afrika vaak langs een liniaal op een landkaart ‘landsgrenzen’ dwars door etnische groepen getrokken met alle gevolgen van dien.
Hoe het ook zij: antropologie bestudeert de samenhang van allerlei ‘identiteiten’ die mensen maken tot wat ze zijn. Wees eens jouw eigen antropoloog en bestudeer al jouw identiteiten. Wie en wat ben je, wil je zijn, mag je zijn, durf je te zijn … en hoe verhouden alle elementen die samen jouw identiteit vormen zich tot elkaar?
(Wordt vervolgd)


Geef een reactie