De Dalai Lama heeft gisteren tijdens een ceremonie Sonam Dolma, de moeder van de tiende Panchen Lama herdacht. Zij overleed op 29 juni op 95-jarige leeftijd in Siling, Tibet.
De gebedsdienst vond plaats in de belangrijkste boeddhistische tempel in Dharamsala, India, en werd ook bijgewoond door leden en de minister-president van het Tibetaans parlement in ballingschap, honderden verbannen Tibetanen, monniken en buitenlandse gasten.
De Panchen Lama is één van de belangrijkste religieuze leiders van Tibet. Choekyi Gyaltsen Rinpoche, de tiende Panchen Lama, overleed in China, eind januari 1989. Nadat de Chinezen begonnen met de bezetting van Tibet, en de vlucht van de huidige Dalai Lama naar India, in 1959, besloot Choekyi Gyaltsen in Tibet te blijven.
In 1960 en 1961 maakte hij een aantal reizen, ook door de Tibetaanse gebieden ten oosten van Centraal-Tibet. Zijn ervaringen en observaties legde hij vast in een document dat bekend staat als de petitie van de 70.000 karakters. Hij gaf het de titel mee ‘Een rapport over het lijden van de massa’s in Tibet en de andere Tibetaanse regio’s en suggesties voor toekomstig werk voor het Centraal Comité door de gerespecteerde premier Zhou.’
In het document richtte de Panchen Lama zich niet tegen de hervormingen als zodanig, maar uitte hij scherpe kritiek op alle excessen die met de uitvoering gepaard gingen. Hij noemde onder meer de volstrekt willekeurige massa-arrestaties, ook van diegenen die niet bij de opstand van 1959 betrokken waren. En de geforceerde en volgens hem veel te snelle sluiting van kloosters en reductie van het aantal monniken, en meer in het algemeen de bedreigingen voor het in stand houden van de Tibetaanse cultuur.
Aanvankelijk leek het er op dat de Chinese machthebbers serieus op het document in zouden gaan. Er werden vergaderingen aan gewijd en commentaren op geschreven. In het najaar van 1962 werd echter van de Panchen Lama verwacht dat hij aan enige zelfkritiek ging doen, wat hij echter weigerde.
Vanaf 1963 werd hij in toenemende mate geïsoleerd en begin 1964 werd hij tijdens Mönlam gedwongen te verschijnen bij een strijdbijeenkomst met 10.000 mensen, in de historische hoofdstad van Tibet, Lhasa. Hij moest de Dalai Lama bestempelen als een reactionair en een instrument van buitenlandse krachten. In afwijking van de voor hem voorbereide tekst sprak hij de hoop uit dat de Dalai Lama terug zou keren naar Tibet.
Eind 1964 werd de Panchen Lama uit al zijn functies gezet en kreeg hij huisarrest in Peking. In 1966 begint in China de Culturele Revolutie. Rode gardisten dringen zijn residentie in Peking binnen. Hij werd gedwongen tot zelfkritiek, en mishandeld.
De Chinese leider Zhou Enlai wist hem het leven te redden en bracht hem onder in een detentiecentrum van het Volksleger. Na een paar maanden kon hij weer terugkeren naar zijn huis in Peking. In de zomer van 1968 kreeg hij eenzame opsluiting in een universiteitsgebouw. Pas in 1977 werd de Panchen Lama daarvan bevrijd.
In 1978 nam hij de omstreden beslissing om met een Chinese vrouw, Lie Jie, te trouwen, waarmee hij de celibaatsgelofte brak die met name in de gelug voor hoge tulku’s geldt. Het echtpaar kreeg een dochter.
In het iets meer liberale klimaat in het China van de jaren ’80 kon de Panchen Lama een beperkte rol spelen in het gebruiken van zijn positie om nog iets te redden van de Tibetaanse cultuur en religieuze praktijk. Zijn rijkdom en status werden gedeeltelijk hersteld en gecompenseerd.
In 1982 bezocht hij weer voor de eerste keer Tibet. Gedurende zijn bezoek ontving hij van een aantal gelovigen fragmenten van beenderen van vorige incarnaties, die zij gered hadden van de tijdens de Culturele Revolutie vernielde graftombes van de vijfde tot en met negende Panchen Lama.
Hij besloot om te pogen daar een nieuwe stoepa voor te laten bouwen. Om fondsen daarvoor te genereren zette hij een handelsonderneming op die was gevestigd in het Tashilhunpo-klooster.
In 1985 gaf de Chinese regering een deel van het eigendom van Tashilhunpo, dat tijdens de Culturele Revolutie was geconfisqueerd terug, waaronder ook land en gebouwen in Lhasa. De Panchen Lama zette ook een onderwijsinstituut op voor tulku’s, waarvan de belangrijkste vestiging in de oude Yonghetempel in Peking is. Dat werd in 1987 geopend. Hij bleef echter wel aan beperkingen onderhevig. Zo diende hij de meeste tijd in Peking te verblijven en moest van daaruit zijn vele ondernemingen leiden.
Op 27 januari 1989 werd de nieuw gebouwde stoepa in Tashilhunpo opnieuw officieel door de Panchen Lama in gebruik genomen en de fragmenten van de beenderen van de vorige incarnaties opnieuw begraven. De volgende dag overleed hij. Zijn dood viel in de periode van de opstanden van 1987 en 1993 en ontketende een golf van nieuwe protesten.
Op dit moment zijn er twee Panchen Lama’s. In 1995 werd Gedhun Choekyi Nyima door de Dalai Lama erkend als reïncarnatie van de tiende Panchen Lama. Vlak na zijn erkenning werd hij op zesjarige leeftijd door de Chinese autoriteiten ontvoerd. Sindsdien is er niets meer van hem en zijn ouders vernomen.
China wees een eigen Panchen Lama aan. De belangrijkste drijfveer voor de Chinese overheid om een aan haar loyale Panchen Lama te hebben, is dat de Panchen Lama betrokken is bij het aanwijzen van de Dalai Lama.
Wanneer de huidige Dalai Lama komt te overlijden, bestaat zodoende de kans dat China via de Panchen Lama zelf een nieuwe Dalai Lama kan aanwijzen. Over de gehele wereld wordt al jarenlang op vreedzame wijze actie gevoerd voor de onmiddellijke vrijlating van Gedhun Choekyi Nyima.
De Panchen Lama is in 2007 achttien jaar geworden en volwassen. De meest recente berichten zijn dat hij naar school gaat in Beijing. De Chinese autoriteiten willen nog steeds geen inzicht in geven waar Gedhun met zijn familie woont en hoe
Bron: Wikipedia, BBC-world News, International Campaign for Tibet.