Ik ben niet goed in dromen. De realiteit haalt me meestal in. Dat is maar goed ook: dromen creëren verlangens en afkeer. Het zijn asava’s. Uitvloeisels. Fermentaties van onwetendheid. Bezoedelingen die mijn ‘worden’ (P. bhava) in stand houden. Mijn ‘ik’. Bhava wil ik geen brandstof geven. Geen voedingsbodem. Geen substraat. Geen upadhi.
Van bezoedelingen wil ik me bevrijden.
De Boeddha vroeg ons niet om een wereld te dromen. Hij verzocht zijn volgelingen om een eiland te zijn. Een eiland waar de tsunami’s van onwetendheid, verlangen en afkeer geen vat op hebben.
Daarom tracht ik de dingen te observeren zoals ze zijn. Yatha-bhuta. Niet zoals ik zou willen dat ze zijn. Of net niet zijn. Of denk dat ze zijn. Zo objectief mogelijk. Forensisch. Om ze, nà observatie, gelijkmoedig te aanvaarden.
Ik probeer slechts een waarnemer zijn. Een stille getuige. Bearing witness is niet gemakkelijk. Gelijkmoedigheid vergt een permanente inspanning. Een uitdaging. Een voortdurend streven. Maar ook een constante bekommernis omdat het ergernis kan opwekken. Bij mezelf. En evenzeer bij anderen.
Gelijkmoedig zijn lukt me meestal. Maar niet altijd. Mijn woorden zijn soms (te) scherp. Daardoor kunnen ze kwetsen. Of doden als messen. Ik weet: dit is een persoonlijk werkpunt.
Misschien is het dan beter te zwijgen. Maar ook dat brengt niet altijd zoden aan de dijk.
Een dilemma. Een dualiteit. Iets wat eenheid verstoort. Wat niet-Dhamma is. Adhamma. Een vervelende gedachte.
Waarbij al die tweespalt ontstaat bij dromen…