Het gebeurde vorige week in Rotterdam, de stad waar ik geboren ben en leef. Voel. Een man schoot een moeder en haar dochter neer. En even later een man. Van de ene seconde op de andere werd een man, de schutter, een moordenaar.
Toen ik de eerste beelden, de eerste verslagen van politie en ooggetuigen zag en hoorde, bewoners van een pleintje waar de dader, een student geneeskunde en twee van zijn slachtoffers woonden, personeel van een universiteit en ziekenhuis met de handen omhoog angstig de gebouwen zag verlaten, werd ik intens verdrietig. De daad was zo groot dat het niet te benoemen is. Gezinnen, familie, een buurt, gedompeld in rouw. Een stad in rouw. Gitzwart. Drie onschuldige mensen dood. Onbegrip, vragen naar het waarom. Ook ik.
Er verschijnen artikelen van journalisten in media, waarin de geestestoestand van de schutter wordt geduid. Een man die op het punt stond het diploma basisarts uitgereikt te krijgen, maar dieren doodde en mishandelde. Een racist is, vrouwen haatte, geestelijk ziek is, aldus die media.
Een rechter zal over hem en zijn daden oordelen. Maar zelfs een vonnis kan het intense verdriet bij de nabestaanden, collega’s, vrienden en buurtgenoten, niet wegnemen. Het is zo groot niet te bevatten.
Boeddhistische geestelijke verzorgers in de bajes en klinieken zeggen: ‘Een mens, een gedetineerde, is meer dan zijn daad.’ Het is voor mij best wel moeilijk te erkennen, pas een paar dagen na de verschrikkelijke gebeurtenissen, maar ook voor de familie, ouders van de schutter geldt de wet van oorzaak en gevolg. De kogels troffen meer dan drie onschuldige mensen.
Moedig voorwaarts!
Moge iedereen gelukkig zijn.