Wat is discriminerend denken?
Discriminerend denken is een mening of oordeel vormen naar hetgeen wij met onze zintuigen voor waar of voor werkelijk aannemen.
Dit discriminerend denken belet ons de realiteit tegemoet te treden zo als het aan ons verschijnt.
Het oudste zengeschrift de Hsin-hsin-ming (Tegenwoordigheid van geest) begint met:
‘Het is niet moeilijk het juiste pad te gaan als je ophoudt keuzen te maken.
Laat voorkeur en afkeer varen dan is de weg helder en duidelijk.’
Zentraining is er op gebaseerd dit doel te bereiken. Tot zolang neemt iedereen die in training is de leerstof naar vermogen en op zijn eigen niveau tot zich.
Incarnatieslang hebben we een ego opgebouwd dat in de veronderstelling is afgescheiden te zijn van de rest van het universum. Dit ego bestaat uit een pantser van meningen en vooroordelen, het is best te vergelijken met een ui. Laag na laag hebben we een pantser om ons heen gebouwd en hoe meer lagen we om ons heen hebben hoe minder de realiteit tot ons door kan dringen. We zijn van mening dat wat we zien de werkelijkheid is.
Maar, het ego deelt de werkelijkheid in stukken, ik en de rest. En ons discriminerend denken voegt er van alles aan toe, en hangt een sluier van interpretaties over de werkelijkheid heen. Dit is mooi en dat is lelijk, dit wil ik wel en dat wil ik niet, dit is goed en dat is slecht. Deze manier van beschouwen is niet meer dan de werkelijkheid van één persoon, en zo lopen er miljarden werkelijkheden rond.
Het ik-besef is als een ruit van matglas die tussen ons en de realiteit staat.
Door onze training pellen we laag na laag van ons pantser af en word de realiteit steeds duidelijker. Op een gegeven moment, is door je training de matglazen ruit zo helder geworden dat de realiteit zich zuiver aan je voordoet. Je ziet waar je je aan vasthoud, nu is het mogelijk om uit vrije wil los te laten.
Dit is een nieuwe fase in je training, je van al de pro’s en contra’s ontdoen. Maar helaas – je bent slim en je vraagt je af, als we het ego, dat is opgebouwd uit meningen en vooroordelen willen opruimen, wie moet dit dan doen? Hier komt je leraar in beeld en een goede of slechte leraar is onbelangrijk, je kiest altijd de juiste. Mijn eigen leraar heeft mij herhaaldelijk met de kreet ‘only do-ing’ om mijn oren geslagen. Niet wat je moet doen, niet hoe je het moet doen, niet waarom, ‘Alleen maar doen’. Wat, hoe en waarom zijn toevoegingen die je blik op de realiteit vertroebelen. Het zuivere ‘Doen’ is je training tot inzicht
Alles wat ik tot nu toe geschreven heb heeft met realiteit en inzicht te maken. De inzichten worden in zen ‘kensho’ genoemd wat vrij vertaalt ’Je werkelijke natuur inzien’ betekent. Inzicht is geen verlichting. Verlichting is … allesomvattend, (non-dualistisch) onbeschrijfelijk. Maar ….zelfs dat is illusie als je naar verlichting streeft ben je als een dronken man die door de stad loopt en een klein tralievenster voor zijn gezicht houd en continu loopt te brullen ‘ik wil er uit, ik wil er uit’ en uit angst voor verlies, zijn tralies niet durft los te laten.
kees moerbeek zegt
‘Discriminerend denken is een mening of oordeel vormen naar hetgeen wij met onze zintuigen voor waar of voor werkelijk aannemen.
Dit discriminerend denken belet ons de realiteit tegemoet te treden zo als het aan ons verschijnt.’
Onze zintuigen signaleren, maar beoordelen wat ‘waar’ is of ‘werkelijk’ is, is niet iets dat zintuigen doen. ‘Waar’ en ‘werkelijk’ zijn begrippen uit de filosofie en de wetenschap. We hebben die zintuigen om te overleven en de verwerking van de signalen ervan gaat zeer snel en vaak vooraf aan waarneming en is niet gericht of filosofische debatten of boeddhistische filosofie.
Dat dit gericht zijn op overleven zo zijn nadelen heeft is bekend. Vandaar dat we in de wetenschap bijvoorbeeld procedures ontwikkeld hebben om dat wat we met onze zintuigen signaleren ‘op te schonen’. Ook hebben we wetenschappelijke instrumenten ontwikkeld die minder foutgevoelig zijn dan onze ogen, ons gehoor en onze tastzin. Een stuk touw of een tuinslang is niet altijd een slang, maar liever blo Jan dan do Jan.
Discriminerend denken is een zegen gebleken voor de mensheid en menige religie maakt onderscheid tussen dat wat heilzaam is en wat onheilzaam is. Het Achtvoudige Pad is zelfs de kern van het boeddhisme.
‘Dit discriminerend denken belet ons de realiteit tegemoet te treden zo als het aan ons verschijnt.’ Dat is me nogal een uitspraak, maar okee. Ga dan mediteren zou ik zeggen en doorleef het, maar besef wel dat het leven op een kussentje niet hetzelfde is, als het echte leven. Per slot van rekening stond de Boeddha ook op vanonder de boom en wijdde zich aan het verkondigen van zijn leer en het helpen van zijn medemensen, maar hij was dan ook erg wijs :-).
Ach laat ook maar.
Siebe zegt
Ik geloof dat je ego niet moet zien als een soort innerlijk entiteit die daar optreedt als een soort eerste beweger, aanstichter van alle neigingen en emoties of zelfs de aanstichter van je lijden. Er is niemand thuis en elke suggestie in die richting lost begoocheling en lijden juist niet op.
Er is ook geen aanstichter van alles, wel aanstichten, in een proces of keten van voorwaardelijk ontstaan.
Mensen die in zichzelf en anderen zo’n soort ego zien als de eerste beweger, of die achter alle emoties en neigingen en behoeften van mensen een ego zoeken of zien, die zijn als mensen die achter het ontstaan van wind nog een entiteit zoeken en zien. Iemand die blaast en die wel die wind moet hebben veroorzaakt.
Er is echter helemaal geen entiteit nodig om luchtmoleculen te laten verplaatsen van hoge naar lage druk. Activiteit ontstaat ook wel zonder dat daar entiteiten achter zitten die dat veroorzaken. Er is ook geen innerlijke entiteit Ego nodig om mentale activiteit te doen ontstaan. Emoties en neiging ontstaan niet omdat daar een ego achter zit die dit veroorzaakt en wil.
Het is volgens mij wel zo dat als eenmaal er rondom het ervarene de perceptie zit van “Ik” en “mijn”, (en dat gaat ook niet uit van een ego!) dan versterkt dat elkaar. Als (bijvoorbeeld) opkomende boosheid eenmaal wordt gezien als: ‘Dit ben Ik” en “dit is van-mij” dan groeit zowel de perceptie van Ik als de boosheid. Het voedt elkaar. Maar ook deze voeding gaat niet uit van een entiteit ego. Het zijn allemaal procesmatige zaken volgens mij.
Taigu zegt
Weet je, Zenshin, de Hsin Hsin Ming is een van die teksten waarin wordt geprobeerd Chinees inzicht bij te buigen in de richting van boeddhisme. Het is bovendien een gedicht, dat zich niet zomaar leent voor verklarende uitleg. Het lijkt zich af te zetten tegen Madhyamaka (de school van de leegte). Van zo’n gedicht een verklarende uitleg geven, is altijd een heikele onderneming. ‘Ego’ komt in het gedicht niet voor. Dat diffuse begrip heeft zich in het westerse taalgebruik genesteld sinds mensen als Freud het gingen gebruiken om zoekend en tastend woorden te geven aan een experimentele psychopathologie. ‘Discriminerend’ is een (te) letterlijke vertaling uit het Engels; in het Nederlands gaat ‘discriminerend denken’ meer de richting uit van racisme dan van boeddhisme. Met een beetje goede wil kun je ego in verband brengen met ‘manas’ (vals bewustzijn) uit Yogacara, een van de stromingen die hebben bijgedragen aan zen. Dit past mogelijk in het tijdsbeeld van de Hsin Hsin Ming. Maar let wel, Carl Jung heeft een punt wanneer hij opmerkt dat je in onze moderne wereld niet zonder ik-bewustzijn kunt functioneren en dat de spirituele beleving van zen alleen toegankelijk is voor gespecialiseerde monniken achter dikke kloostermuren. Dit is weer strijdig met de popularisering van zen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Wat als de Hsin Hsin Ming gewoon een vlot is dat een plaats kan hebben in iemands zenbeoefening, maar niet een station dat iedereen passeert? En wat als het leerdicht een aspect van de beoefening belicht, maar niet alle aspecten? Want denken heeft namelijk eveneens een plaats binnen de beoefening.
Taigu zegt
P.S. Voor de plaats van denken in zen zie bijvoorbeeld de koerscorrectie die Zongmi probeerde aan te brengen op het iconoclastische zen van zijn tijd.