Dit boek vertelt een geschiedenis van een persoonlijke ontwikkeling doormiddel van zen meditatie en voice dialogue. Deze voice dialogue gaat over het ‘dialogische zelf’.
Ikken
‘Het dialogische zelf is een psychologisch concept dat draait om het vermogen van de menselijke geest om in een innerlijke dialoog verschillende rollen en standpunten in te nemen’, aldus Wikipedia. De theorie ‘is in de eerste plaats geïnspireerd door het gedachtegoed van William James en Michail Bahtin’. Beiden zijn nogal bekend geworden in de V.S. Psycholoog James legde de nadruk op de lichamelijkheid van emoties en de invloed van gewoontes. Filosoof Bahtin is bekend geworden door zijn uitgangspunt dat taal in wezen altijd bestaat uit een tweegesprek, ook al wordt dit ontkend in sommige taaluitingen, bijvoorbeeld in monologen zoals een gedicht of een preek. Bij het begrijpen van dit soort taaluitingen gaat het erom het verborgen tegengeluid te onthullen. Een preek ontkent bijvoorbeeld altijd bepaalde zaken en beveelt andere aan en weerspreekt daarmee het tegengestelde zonder het te benoemen. Bij voice dialogue wordt dit principe van de dialoog toegepast op het innerlijk leven dat dan wordt gezien als een voortdurende discussie tussen verschillende ikken. Dijkman noemt meer dan 120 ikken en denkt dat er nog meer ontdekt kunnen worden. Deze ikken vormen een soort bedrijf en de bedoeling is dat je zelf de manager wordt van je ikken.
Zuid
De schrijfster, Hanneke Dijkman, is lerares zenmeditatie en woont in Rotterdam Zuid, in de wijk Vreewijk. Als Rotterdammer vraag je je dan af zen in Zuid ‘ken dit wel?’ Zuid is namelijk het jongste en armste deel van de stad, de plaats waar in het begin van de vorige eeuw arme landarbeiders uit Zeeland en Friesland kwamen wonen om in de haven te werken. De Rotterdammers aan de linker Maasoever hadden het toen over de ‘boeren’, die een geit op zolder hadden en in klederdracht liepen. Dit is natuurlijk nogal overdreven, maar Zuid heeft de reputatie van een verzameling probleemwijken nooit helemaal van zich af kunnen schudden.
Dijkman beoefent naast haar meditatie ook nog voice dialogue, terwijl de Boeddha toch duidelijk heeft geleerd dat er geen ik bestaat. Opnieuw vraag je je dan af: ‘ken dit wel?’
De opzet
Het eerste dat bij het lezen opvalt is de praktische inrichting van het boek. Het is bedoeld om de lezer te begeleiden in het zelf oplossen van een bij zichzelf vastgesteld probleem. Hiertoe worden er een aantal oefeningen beschreven die niet meer dan vijf minuten hoeven te duren. Het is de bedoeling dat het probleem wordt opgevat als een vraag of een behoefte om iets te leren. Als je deze vraag duidelijk hebt geformuleerd voor jezelf, dan hoef je eigenlijk weinig meer te doen, want je onderbewuste zal er volgens Dijkman vanzelf een antwoord op zoeken.
Naast de innerlijke dialoogoefeningen zijn er ook concentratieoefeningen. De bedoeling is dat het object waarop je je concentreert iets te maken heeft met het onderwerp van de dialoog. Op deze manier kunnen beide oefeningen elkaar ondersteunen. Het boek is een soort werkboek, want de lezer wordt uitgenodigd om zijn vraagstelling, ontdekkingen en de resultaten van de oefeningen in het boek in te vullen. Dit bevordert natuurlijk wel de duidelijkheid en de doelgerichtheid van de oefeningen. De innerlijke dialoog verloopt dus gedeeltelijk via het boek.
De vier geloften
Het boek is een vervlechting van vier lijnen: de geschiedenis van de meditatieruimte op Rotterdam Zuid die Dijkman heeft opgezet en waar ze haar cursussen geeft, verhalen gepresenteerd van cursisten en lezers van het boek, de toepassing van voice dialogue en de zen meditatie. Het bestaat uit acht hoofdstukken. Elk hoofdstuk is gebaseerd op een van de vier geloften van het mahāyānaboeddhisme, zoals ze door Zhì Yĭ, de grondlegger van het Tiāntāi-boeddhisme, zijn geformuleerd. Elke gelofte komt twee keer aan de beurt, een keer vanuit het zelf en een keer met de nadruk op relaties de ander en op positieve resultaten. Deze vier geloften zijn:
- Hoe talloos de levende wezens ook zijn, ik beloof ze allen te verlossen. Dijkman vertaalt dit als: ‘Hoe maak ik anderen en mezelf gelukkig?’
- Hoe misleidend de hartstochten en ijdele gedachten ook zijn, ik beloof ze allen te doorzien. Dijkman vertaalt dit als: ‘Hoe ontdek je kracht en kwetsbaarheid?’
- Hoe talloos de dharma’s ook zijn, ik beloof ze alle te begrijpen. Dijkman vertaalt dit als: ‘Ik wil bewust en speels leren’.
- Hoe eindeloos de weg naar het boeddhaschap ook is, ik beloof hem tot het einde te gaan. Dijkman vertaalt dit als: ‘Kies een doel en geniet hier en nu’. Ze verwijst bij deze interpretatie naar een onderricht van de Chinese meester Xīng Yún, maar die heeft het toch echt niet over genieten: ‘Het [het nirvāṇa van de Boeddha] vereiste ook dat hij de mara’s moest overwinnen, waaronder zowel de uiterlijke verleidingen van de geluiden, zintuigen, vormen en materieel gewin, als ook de innerlijke krachten van begeerte, woede en onwetendheid’. (It also required his subjugation of maras, which include both the external temptations of sounds, senses, forms, and material gains, as well as the internal forces of greed, anger, and ignorance.)
Deze geloften van de bodhisattva gaan natuurlijk ook over de relaties met de ander. Dijkman geeft vijf adviezen om de relatie met de ander te verbeteren:
- vertellen wat je ikken en doelen zijn
- de ander kennen
- de ander respecteren
- verantwoordelijkheid nemen voor de ander
- zorgen voor de ander (bladzijde 119)
Dit is wel een hele klus gezien het feit dat iedereen uit een oneindig aantal ikken bestaat.
Een bus met ikken
De taak om anderen gelukkig te maken valt vooral niet mee doordat wij zelf elk niet alleen een eenzaam ik zijn, maar uit meerdere ikken bestaan. Het idee van de meerdere ikken veronderstelt dat er aan elke geestelijke activiteit of emotie een aparte ik ten grondslag ligt. Elke ik kan daarbij doorschieten naar een ongezonde vorm. Het ik dat bestaat uit van iemand te houden kan bijvoorbeeld doorschieten naar een ik dat zich van iemand anders afhankelijk maakt. Dijkman vraagt nu aan de lezer om zijn of haar verschillende ikken in kaart te brengen, eventueel geholpen door een goede vriend of vriendin. Daar zitten dus ikken bij die zijn doorgeschoten en andere die nog gezond zijn. Dan volgt de oefening om een van die ikken een aantal dagen te observeren.
Een goed voorbeeld van de praktijk van de ikken is de volgende passage. ‘Dus ik ging naar buiten, lekker hardlopen in mijn omgeving. Het leuke is, dat je dan ook van alles ziet. Ik had me voorgenomen om een klein beginnersrondje te lopen, maar liep al snel wat verder. Toen liep mijn nieuwsgierige-ik half achterstevoren te kijken op een met keien geplaveide kade en ik ging languit op mijn knie. Dat was dus mijn slordige-ik, die zo onnozel was om hardlopend achterom te kijken!
Toen moest ik ook wel lachen om mezelf, mijn humor-ik, zo van oh oh oh, hoe kun je nou zo onnozel zijn. Als je het zou filmen zou het wel grappig zijn, het ging ook in een soort slow motion. Direct was er ook een angstige-ik: het zal toch mijn knie niet zijn? De onderzoekende-ik constateerde dat het niet echt erg was, maar ook niet goed’ (bladzijde 168).
De dialoog bestaat er nu uit om de verschillende ikken zichzelf te laten beschrijven aan het centrale ik. Je geeft dus elke neiging een eigen persoonlijkheid en objectiveert hem daarmee. Zo’n neiging (samskāra) blijft zich afspelen in je innerlijk, maar je bent het zelf niet meer en je kunt er zo afstand van nemen. Het is de bedoeling dat de lezer van het boek de kleine monologen van al die ikken opschrijft en daardoor verschillende aspecten en mogelijkheden van zichzelf ontdekt. Dijkman stelt zich zo voor dat deze ikken allemaal bij elkaar in een bus zitten, de meest prominente vooraan en de minder actieve achteraan. Er zit ook een ik aan het stuur.
Er wordt ook gebruik gemaakt van koans. De titel van het boek Hoe zen is Zuid?, werd zelfs als koan gebruikt (bladzijde 168). Haar belangrijkste koan is echter die van zenmeester Hisamatsu (1889-1990): Wanneer alles wat je doet, niets uithaalt, wat doe je dan? (if nothing what you do will do, then what will you do?) Dijkman vertaalt dit echter als: Wat is de eerste stap? Deze koan is voor haar een middel om andere onbekende ikken naar voren te halen (bladzijde 174).
Leed
Volgens Dijkman kun je het leed van de hele wereld samenvatten in drie oorzaken: angst voor verandering, voor eenzaamheid en voor de gedachte dat het leven geen zin heeft (bladzijde 68, is dit haar versie van de drie kenmerken van samsara?). Hoe zit het dan met het lichamelijk lijden? Volgens Dijkman is ons lijf een verzameling cellen. Dat we deze cellen gewoonlijk niet voelen, komt doordat we steeds worden afgeleid. Als dat even niet zo is, voelen we onze cellen wel en dan voelen we ons goed. Als je nu weet dat die cellen steeds moeten veranderen, dan begrijp je ook dat verandering voor jou juist nodig is. Bovendien worden we geboren met een spelend ik en dat ik heeft plezier in verandering. Dit ik kunnen we altijd weer in onszelf terugvinden. Daarmee heb je de eerste angst overwonnen.
Omdat je huid uit veel cellen bestaat, ben je nooit alleen. Bovendien bestaan de anderen ook uit cellen, in dit opzicht hebben we dus een band met elkaar. Het spelende ik is ook niet bang voor eenzaamheid, dat komt pas als je bang wordt om fouten te maken en er daarom niet meer bij te horen. Als je dit bedenkt en je spelende ik terugvindt, heb je de tweede angst overwonnen. Om het spelende ik terug te vinden, raadt Dijkman aan om in meditatiehouding te gaan zitten en dan een klein beetje naar voren te schuiven, want zo verplaats je jezelf in je spelende ik. Dit spelende ik is er met al je cellen en als je een beetje oefent kun je het de hele dag door op momenten dat je niet bezig bent weer terughalen.
De waarheid van het lijden is volgens Dijkman dat dit er nu eenmaal is, maar je kunt je toch gelukkig voelen als je het handig aanpakt (bladzijde 90). Een boeddha is ‘iemand die om kan gaan met alles wat er gebeurt in het leven’. Een boeddha is iemand ‘die spontaan de juiste ik voor in de bus zet’. Om het simpel te houden vat Dijkman dit samen als ‘kies een doel en geniet in het hier en nu’. Ondanks haar boeddhistische pretenties is het volgens Dijkman onmogelijk om uit te vinden wat de zin van het leven is, want iedereen ervaart dit anders. Hoe kan ze dan beloven alle wezens te verlossen? Iedereen moet het dus zelf maar uitzoeken, het boek is bedoeld om hiervoor aanknopingspunten te bieden. ‘Genot is tijdelijk geluk en gelukkig zijn is het door training kunnen vertrouwen op de vaardigheid om onder alle omstandigheden te kunnen genieten’ (bladzijde 110).
Happiness is the way, schrijft Dijkman en ze geeft daarmee blijkbaar haar eigen interpretatie van het boeddhisme. Zij vat de verlossing of het nirwāṇa op als gelukkig zijn-in-de wereld. Bovendien legt ze zichzelf de taak op om alle wezens (ook de dieren en planten?) gelukkig te maken. Dit is volgens haar een natuurlijke zaak want we zijn ‘kuddedieren’ en dus werken we aan elkaars geluk (bladzijde 21). Het is bovendien erg leuk om te doen, want van anderen gelukkig maken word je zelf ook gelukkig. Zen.nl, het bedrijf van Rients Ritskes waar Dijkman bij is aangesloten, heeft dan ook als doel (missie) om zoveel mogelijk mensen aan ‘duurzaam geluk’ te helpen en ‘geluk is het vermogen om onder allerlei omstandigheden meer te kunnen genieten van de uitdagingen die het leven biedt’ (bladzijde 142 – 143). Bij het bedrijf zen.nl is de opleiding tot zenleraar een beroepsopleiding, met regelmatige kwaliteitscontroles op het aanbod.
Conclusie
Er zit heel wat werk in het boek, Dijkman heeft er zes jaar aan geschreven. Ze heeft er ook veel mee geoefend en anderen om commentaar gevraagd en probeert er bovendien ook zelf zoveel mogelijk naar te leven. Dat maakt dat het praktisch is van opzet en volgens de commentaren van lezers is de metafoor van de bus met ikken in vele gevallen effectief en valt er goed mee te werken. Je kunt er alleen geen diepgewortelde trauma’s mee te lijf gaan, want het onderbewuste komt niet echt aan bod. Het blijft bij goede voornemens, of de juiste ik voor in de bus zetten, zoals Dijkman dat noemt.
Ik vind het ook bewonderenswaardig hoe Dijkman erin is geslaagd haar zendo, of meditatiezaal, in de wijk te wortelen en zich te verzekeren van een stabiel aantal leerlingen. Dit is beslist niet gemakkelijk en velen hebben hierin gefaald. Ik wil hier geen oordeel geven over de waarde van de methode van voice dialogue, maar het moge duidelijk zijn dat deze moeilijk in een boeddhistische context valt uit te leggen. Dat Dijkman dit wel doet, komt doordat Rients Ritskes, de leraar van Dijkman, niets van de leer van de boeddha heeft begrepen. Zen.nl is ‘onzen’ (om met Jan Bor te spreken), het is een bedrijf dat een kleinburgerlijke verbastering van het boeddhisme verspreidt en parasiteert op de echte zen. Daarnaast waagt Dijkman zich aan een nogal eigenzinnige opvatting van het boeddhisme. Eigenzinnigheid is in het boeddhisme niet uitgesloten, maar het is pas zinvol als je een flink eind bent gevorderd op het pad. Misschien vindt Dijkman ooit nog een gelegenheid waarbij ze haar bus met ikken kan parkeren en, net zoals de Boeddha, te voet verder kan gaan.